Vertalingen weiß DE>NL
I weiß
deel van de uitdrukking: II weiß
bijv.naamw.
1) von der Farbe des Schnees -
wit die weiße Fahne hissen - de witte vlag hijsen |
2) von einer Sorte, die heller ist als andere -
wit weiße Blutkörperchen - witte bloedlichaampjes weiße Bohnen - witte bonen Weißes Fleisch soll bekömmlicher sein als rotes. - Wit vlees zou lichter verteerbaar zijn dan rood vlees. |
3) mit heller Haut -
blank Die Bevölkerung von Pennsylvania ist überwiegend weiß. - In Pennsylvania is de bevolking grotendeels blank. Der Täter war Weißer. - De dader was een blanke. |
4) sehr blass (im Gesicht) -
bleek Sie wurde vor Schreck weiß wie die Wand. - Zij werd van schrik zo bleek als de muur. |
III das Weiß
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [vais] |
Verbuigingen: | Weiß(es) , Weiß |
1) deel van de uitdrukking: wit Das Weiß des Schnees blendete mich. - Het witte van de sneeuw verblindt me. |
2) Spieler, der mit weißen Figuren spielt -
wit Weiß ist am Zug. - Wit is aan zet. |
IV Weiße
zelfst.naamw. (feminine-masculine)
Uitspraak: | [vaisə] |
Verbuigingen: | Weißen , Weißen |
deel van de uitdrukking: blanke Der Täter war Weißer. - De dader was een blanke. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das weiß | het wit |
weiß | blank ; bleek ; zilverwit |
Bronnen: Trueterm; interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `weiß`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: blütenweißDE: schneeweißUitdrukkingen en gezegdes
DE: die
weiße Wand
NL: het witte doekDE: der
weiße Tod
NL: de dood door bevriezingDE: Weißer Sonntag
NL: Beloken PasenDE: sich
weiß brennen
NL: zich schoon wassen, zijn onschuld bewijzen