Wache - Vertaling Duits-Nederlands

Naar andere talen: • Wache > EN • Wache > ES • Wache > FR

Vertalingen Wache DE>NL

die Wache

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈva x ə]
Verbuigingen:	Wache , Wachen

1) eine oder mehrere Personen, die etw. bewachen, zum Schutz kontrollieren - wacht

Am Tor standen zwei Wachen. - Bij de poort stonden twee schildwachten.
Wachleute - bewaker

2) Dienst als Wache - wachtdienst

Übernimmst du die nächste Wache? - Neem jij de volgende wachtdienst over? Wachhund - waakhond
Wache halten / stehen (=) - de wacht houden / op wacht staan
Wache schieben (=) - wacht lopen

3) ein Gebäude, in dem die Polizei arbeitet - politiepost

jemanden festnehmen und auf die Wache bringen - iemand arresteren en naar de politiepost brengen

Overige bronnen

die Wache	de bewaker (m) ; de bewakingsdienst (m) ; op wacht staan (znw.) ; het politiebureau ; de schildwacht (m) ; de waak ; de wacht (m) ; de wachter (m) ; de wake
Wache	wacht

Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Wache`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Aufseher
DE: Ausguck
DE: Polizei
DE: Polizeidienststelle
DE: Polizeirevier
DE: Polizeiwache
DE: Posten
DE: Präsidium
DE: Revier
DE: Schildwache