Vertalingen vorübergehen DE>NL
vorübergehen
werkw.
Uitspraak: | [foˈryːbɐgeːən] |
1) zu Ende gehen -
voorbijgaan Der Urlaub ging viel zu schnell vorüber. - De vakantie was veel te snel voorbij. |
2) an jemandem / etw. vorbei irgendwohin gehen -
voorbijgaan Er ging an ihr vorüber, ohne sie anzusehen. - Hij passeerde haar zonder haar aan te kijken. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
vorübergehen (ww.) | inhalen (ww.) ; passeren (ww.) ; voorbijgaan (ww.) ; voorbijrijden (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `vorübergehen`

Voorbeeldzinnen laden....
Uitdrukkingen en gezegdes
DE: vorübergehend
NL: voorbijgaand, tijdelijk