Vertalingen Vermögen DE>NL
das Vermögen
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fɛɐˈmøːgən] |
Verbuigingen: | Vermögens , Vermögen |
1) gesamter, meist relativ großer Besitz -
vermogen Er hatte sich ein großes Vermögen erarbeitet. - Hij heeft een groot vermogen bij elkaar gewerkt. In welchen Vermögensverhältnissen lebt sie? - In wat voor een financiële positie verkeerd zij? |
ein Vermögen (=viel Geld) - vermogen
Wir haben im Urlaub ein kleines Vermögen ausgegeben. - Wij hebben tijdens de vakantie een klein vermogen uitgegeven.
|
2) die Kraft oder Fähigkeit, etw. zu tun -
vermogen Sie bemüht sich nach Vermögen um Gelassenheit. - Zij doet wat in haar vermogen ligt om rust te bewaren. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Vermögen | het fortuin ; werkvermogen (znw.) ; het vermogen ; rijkdom ; de kracht ; de kapitaal ; de inhoud (m) ; de hoofdsom ; het geldelijk vermogen ; het fortuintje ; fiksheid (znw.) ; de felheid (v) ; de energie (v) ; de dynamiek (v) ; belangrijkste geldbedrag (znw.) ; het arbeidsvermogen |
Vermögen | kapitaal ; vermogen ; rijkdom |
Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Vermögen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: BesitzDE: BesitztümerDE: fähig seinDE: FähigkeitDE: imstande seinDE: in der Lage seinDE: KapitalDE: könnenDE: LeistungDE: Leistungsfähigkeit