Vertalingen verkürzen DE>NL
I verkürzen
werkw.
1) kürzer machen -
verkorten | Die Schulzeit wurde um ein Jahr verkürzt. - De schooltijd werd met een jaar verkort. |
2) sich oder jemanden unterhalten, sodass einem die Zeit kürzer vorkommt -
verdrijven | Wir haben uns die Wartezeit mit einem Spiel verkürzt. - Wij hebben een spel gespeeld om de wachttijd te doden. |
3) verringern sport -
verminderen | Die Mannschaft verkürzte in der zweiten Halbzeit auf 1:2. - Het team kwam in de tweede helft terug tot 1:2. |
4) kürzer werden -
verkorten | Die benötigte Zeit verkürzt sich durch das neue Programm erheblich. - De benodigde tijd wordt door het nieuwe programma aanzienlijk verkort. |
II die Verkürzung
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [fɛɐˈkʏrʦʊŋ] |
| Verbuigingen: | Verkürzung , Verkürzungen |
deel van de uitdrukking: verkorting | die Verkürzung der Schulzeit von 13 auf 12 Jahre - de vermindering van de schooltijd van 13 naar 12 jaar |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| verkürzen (ww.) | afkorten (ww.) ; bekorten (ww.) ; beperken (ww.) ; inkorten (ww.) ; korter maken (ww.) ; verkorten (ww.) |
| verkürzen | inkorten |
Bronnen: interglot; Wikipedia; A.M.T.S.Voorbeeldzinnen met `verkürzen`
Voorbeeldzinnen laden....
