Vertalingen verabreden DE>NL
I verabreden
werkw.
Uitspraak: | [fɛɐˈ|apreːdən] |
1) ein Treffen vereinbaren -
afspreken Er hat sich mit Laura im Park verabredet. - Hij heeft met Laura afgesproken in het park. |
2) gemeinsam beschließen -
afspreken Es wurde verabredet, die Kosten zu teilen. - Er werd afgesproken de kosten te delen. |
II die Verabredung
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [fɛɐ|ˈapreːdʊŋ] |
Verbuigingen: | Verabredung , Verabredungen |
deel van de uitdrukking: afspraak Ich habe heute Abend eine wichtige Verabredung. - Ik heb vanavond een belangrijke afspraak. zu einer Verabredung gehen - naar een afspraak gaan |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Voorbeeldzinnen met `verabreden`

Voorbeeldzinnen laden....