1. MWB
  2. Vertalen
  3. tätig (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • tätig > EN • tätig > ES • tätig > FR
Vertalingen tätig DE>NL

I tätig

bijv.naamw.
Uitspraak:  [ˈtɛːtɪç]

1) in einem bestimmten Beruf arbeitend - werkzaam
Er ist seit Jahren freiberuflich / als Anwalt tätig. - Hij is als jaren werkzaam als zelfstandige / advocaat.

2) aktiv, handelnd - actief
international tätige Konzerne - internationaal actief bedrijf
Bei Verdacht auf Kindesmissbrauch müssen die Behörden sofort tätig werden. - Bij verdenking van kindermisbruik moeten de autoriteiten direct in actie komen.

3) noch aktiv, nicht erloschen - actief

4) sich in Taten zeigend - actief


II die Tätigkeit

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈtɛːtɪçkait]
Verbuigingen:  Tätigkeit , Tätigkeiten

1) deel van de uitdrukking: werk
Wir bieten Ihnen eine interessante, gut bezahlte Tätigkeit. - Wij bieden u een interessante en goed betaalde baan aan.

2) deel van de uitdrukking: bezigheid
Er hält Lesen für eine langweilige Tätigkeit. - Hij vindt lezen een saaie bezigheid.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
tätig arbeidend ; arbeidzaam ; bedrijvig ; bezig ; werkend ; werkzaam
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `tätig`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aktiv
DE: arbeitsam
DE: geschäftig
DE: in Anspruch genommen
DE: vielbeschäftigt

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: in einer Firma tätig sein NL: bij een firma werken