Uitspraak: | [tɔpf] |
Verbuigingen: | Topf(e)s , Töpfe |
Wir müssen den Kaktus in einen größeren Topf umpflanzen. - Wij moeten de cactus overpotten in een grotere pot. die Topfpflanzen gießen - de potplanten water geven |
Aus welchem Topf soll diese Maßnahme finanziert werden? - Uit welke pot moet deze maatregel worden gefinancierd? 200 Millionen kamen im Spendentopf für die Flutopfer zusammen. - Voor de slachtoffers van de overstroming werd voor 200 miljoen aan giften ingezameld. |
Unsere Kleine braucht keine Windeln mehr, sie geht schon auf den Topf. - Onze kleine heeft geen luiers meer nodig, ze gaat al op het potje. Nachttopf - potje voor 's nachts |