das Theater

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[teˈaːtɐ]
Verbuigingen:	Theaters , Theater

1) Gebäude, in dem Theaterstücke, Ballette, Opern usw. aufgeführt werden - theater

Er wartete vor dem Theater auf sie. - Hij wachtte voor het theater op haar.

2) kulturelle Institution, die Theaterstücke, Ballette, Opern usw. auf die Bühne bringt - theater

Sie wollte schon immer zum Theater. - Zij wilde altijd al naar het theater.

3) Vorstellung, bei der ein Theaterstück gezeigt wird - theater

Wollen wir nach dem Theater noch was trinken gehen? - Zullen wij na het theater nog iets gaan drinken?

Theater spielen (=etw. nur vortäuschen) - toneelspelen

4) übertriebene Aufregung - theater

Mach doch wegen der paar Euro nicht so ein Theater! - Maak toch niet zo'n theater om die paar euro!

© K Dictionaries Ltd.

das Theater	de komedie (v) ; de opvoering (v) ; de parade (v) ; de schouwburg (m) ; de schouwburgen ; de show (m) ; de staatsie (v) ; het theater ; de theaters ; toneelwezen (znw.) ; de vertoning (v) ; de voorstelling (v)
Theater	dramatisch ; schouwburg ; theatraal ; toneel, theater

Bronnen: interglot; Wikipedia; Download IATE, European Union, 2017.; Antiquarian Dictionary




DE: Amphitheater
DE: Anstellerei
DE: Aufstand
DE: Auftritt
DE: Bild
DE: Bühnenkunst
DE: Darstellung
DE: Drama
DE: Dramatik
DE: Feierlichkeit

DE: ins Theater gehen NL: naar de schouwburg gaan
DE: zum, ans Theater gehen NL: bij het toneel gaan
DE: ein wahres Theater aufführen NL: een drukte van belang maken
DE: machen Sie kein Theater! NL: stel je niet zo aan!