1. MWB
  2. Vertalen
  3. süß (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • süß > EN • süß > ES • süß > FR
Vertalingen süß DE>NL

I süß

bijv.naamw.
Uitspraak:  [zyːs]

1) wie Zucker - zoet
süß schmecken - zoet smaken
Die Trauben sind noch nicht süß. - De druiven zijn nog niet zoet.
Gibts zum Nachtisch noch was Süßes? - Komt er als dessert nog iets zoets?

2) angenehm, nicht herb - zoet

3) niedlich - lief
Ach, sind die Kätzchen süß! - Ach de katjes zijn zo lief!

4) nett - lief
Danke für das Angebot, echt süß von dir! - Dank je wel voor het aanbod, echt lief van je!

5) angenehm, erfreulich - zoet

6) übertrieben freundlich - slijmerig


II süß

bijwoord

1) deel van de uitdrukking: schattig
Wie süß die beiden miteinander spielen! - Wat spelen die twee toch schattig met elkaar!

2) deel van de uitdrukking: aangenaam
Schlaf gut, träum süß! - Slaap zacht, droom lekker!

3) deel van de uitdrukking: zoetsappig
Sie lächelte süß. - Zij lachte zoetsappig.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
süß leuk ; zoetsmakend ; zoetsappig ; zoetig ; zoet ; welgevallig ; vriendelijk ; voorkomend ; vertederend ; sympathiek ; snoezig ; schattig ; plezierig ; mooi ; liefelijk ; lief ; hulpvaardig ; gesuikerd ; fraai ; enig ; dottig ; bevallig ; beeldig ; attractief ; allerliefst ; demi-sec ; zoetjes ; zoet van smaak ; zoet ; zacht ; suikerig ; koddig
Bronnen: interglot; Horecagids; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `süß`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: artig
DE: brav
DE: süßlich
DE: zuckerig