1. MWB
  2. Vertalen
  3. Sprössling (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Sprössling > EN • Sprössling > ES • Sprössling > FR
Vertalingen Sprössling DE>NL

der Sprössling

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈʃprœslɪŋ]
Verbuigingen:  Sprösslings , Sprösslinge

jds Sohn, im Plural auch Kinder - kind
Unser Sprössling kommt nächstes Jahr schon in die Schule. - Ons kind gaat volgend jaar al naar school.
Bringt ihr eure Sprösslinge mit? - Komen jullie kinderen ook mee?

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Sprößlingde afstammeling (m) ; jonge plant (znw.) ; het kind ; het klein jongetje ; klein kind (znw.) ; het kleintje ; de loot ; het nageslacht ; de nakomeling (m) ; de nazaat (m) ; het plantestekje ; de scheut (m) ; de schoot (m) ; de spruit ; de stekje ; de telg
Bronnen: interglot; Wikipedia


Voorbeeldzinnen met `Sprössling`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Abkömmling
DE: Ableger
DE: Deszendent
DE: Kind
DE: Nachfahr
DE: Nachfahre
DE: Nachkomme
DE: Nachkommenschaft
DE: Nachwuchs
DE: Sohn