1. MWB
  2. Vertalen
  3. Schiff (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Schiff > EN • Schiff > ES • Schiff > FR
Vertalingen Schiff DE>NL

das Schiff

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ʃɪf]
Verbuigingen:  Schiff(e)s , Schiffe

1) großes Fahrzeug, das auf Wasser fährt - schip
Das Schiff erreichte sicher den Hafen. - Het schip bereikte veilig de haven.
Dampfschiff - stoomschip
Segelschiff - zeilschip
Frachtschiff - vrachtschip

2) länglicher Innenraum einer Kirche architectuur - schip
Hauptschiff - middenschip
Seitenschiff - zijschip

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Schiffde boot (m) ; het schip ; het vaartuig
Schiff beugvisser ; beuk ; kap ; overspanning ; schip
Bronnen: Wikipedia; Engoi Woordenschatoefeningen; Trueterm; Download IATE, European Union, 2017.; Bouwtermen


Voorbeeldzinnen met `Schiff`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Boot
DE: Dampfer
DE: Fahrzeug
DE: Flugzeugträger
DE: Fregatte
DE: Kahn
DE: Kreuzer
DE: Kriegsschiff
DE: Schlachtschiff
DE: Schlepper

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: zu Schiffe gehen NL: scheep gaan