| Uitspraak: | [zaːt] |
| Verbuigingen: | Saat , Saaten |
| die Saat ausbringen - het zaad over het land uitstrooien Saatgut - zaaigoed Saatkorn - zaadkorrel | |
die Saat geht auf(=die gesäten Pflanzen kommen aus der Erde) - de zaden ontkiemen |
| Es wird Zeit für die Saat. - Het is tijd om te zaaien. |
Voorbeeldzinnen laden....