Uitspraak: | [zɪç] |
Hat er sich denn gar nicht gefreut? - Heeft hij zich dan helemaal niet verheugd? Sie hat sich ein neues Kleid gekauft. - Zij heeft voor zichzelf een nieuwe jurk gekocht. Das Kind hat sich brav die Hände gewaschen. - Dat kind heeft braaf zijn handen gewassen. |
Das Wetter hat sich verschlechtert. - Het weer op zich is verslechterd. Bei dem Projekt handelt es sich um die Erforschung ... - Bij het project handelt het zich om het onderzoek ... |
In dem Bett liegt es sich sehr bequem. - In het bed ligt men zeer comfortabel. Wie lebt es sich so als Rentner? - Hoe leeft men zoal als gepensioneerde? |
Christa und Jörg lassen sich scheiden. - Christa en Jörge gaan scheiden. Die Kinder hatten sich im Wald verirrt. - De kinderen hebben zich in het bos vergist.. Haben deine Lehrer mit sich reden lassen? - Hebben je docenten met zich laten praten? |
Die Fehler häuften sich. - De fouten stapelden zich op. |
Vor- und Nachteile gleichen sich aus. - Voor- en nadelen vallen tegen elkaar weg. Die beiden lieben sich sehr. - Die twee houden erg veel van elkaar. Die Schüler tauschten die Blätter und korrigierten sich gegenseitig die Fehler. - De scholieren wisselden de bladen en corrigeerde elkaars fouten. |