Schinken - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Schinken DE>NL

der Schinken

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈʃ ɪ ŋkən]
Verbuigingen:	Schinkens , Schinken

1) gekochtes oder geräuchertes Fleisch vom Bein, bes. von Schweinen ^culinair - ham

gekochter / roher Schinken - gekookte / rauw ham
ein Brot mit Schinken belegen - een boterham met ham beleggen

2) dickes Buch oder langer Film (mit schlechter Qualität) - slechte film

Historienschinken - slechte films over de geschiedenis

Overige bronnen

der Schinken

achterbout van varken (znw.) ; het bovenbeen ; de dij ; de dijen ; dikke dijen (znw.) ; de ham ; de hammen ; hesp (znw.) ; stuitstuk (znw.)

Bron: interglot

Voorbeeldzinnen met `Schinken`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Aufschnitt
DE: Bauernschinken
DE: Beefsteak
DE: Braten
DE: Bratwurst
DE: Brühwurst
DE: Filet
DE: Fleisch
DE: Fleischwaren
DE: Gehacktes