Schalter - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Schalter DE>NL

der Schalter

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[ˈʃ altɐ]
Verbuigingen:	Schalters , Schalter

1) Teil zum Schalten - schakelaar

Lichtschalter - lichtschakelaar
Ausschalter - uit-schakelaar
Einschalter - aan-schakelaar

2) Tisch, an dem Kunden in einer Bank, am Bahnhof, Flughafen usw. bedient werden - loket

Fahrkartenschalter - loket (voor kaartjes)
Bankschalter - bankloket
Informationsschalter - informatieloket

Overige bronnen

der Schalter	de schakelknop (m) ; de schakelaars ; de schakelaar (m) ; de loketten ; het loket ; de lichtknop (m) ; de knoppen ; de knop (m) ; de balie
Schalter	zekering ; in een andere versnelling schakelen ; wipschakelaar ; uitschakelaars ; switch ; stroomonderbreker ; signaalbuffer ; plaatskaartenloket ; mechanische schakelaar ; loket

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; cibg.be

Voorbeeldzinnen met `Schalter`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Druckknopf
DE: Drücker
DE: Hemdknopf
DE: Hosenknopf
DE: Kasse
DE: Knopf
DE: Schlaaterr