1. MWB
  2. Vertalen
  3. ruhen (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • ruhen > EN • ruhen > ES • ruhen > FR
Vertalingen ruhen DE>NL

ruhen

werkw.
Uitspraak:  [ˈruːən]

1) sich erholen, ausruhen - rusten
nach dem Essen etwas ruhen - na het eten wat gaan rusten
Ich werde nicht eher ruhen, bis die Sache geklärt ist. - Ik laat de zaak pas rusten als het is opgehelderd.
uitdrukking Hier ruht ...
uitdrukking Ruhe in Frieden!

2) nicht aktiv, nicht in Benutzung, Bewegung o. Ä. sein - rusten
die Arbeit / Waffen ruhen lassen - het werk / de wapens laten rusten
ruhender Verkehr - stilstaande voertuigen

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking etw. ruht irgendwo

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
ruhen (ww.) relaxen (ww.) ; rusten (ww.) ; uitrusten (ww.) ; verpozen (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `ruhen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: begraben liegen
DE: liegen
DE: pausieren
DE: sich erholen
DE: sich verschnaufen