Vertalingen rauben DE>NL
I rauben
werkw.
1) mit Gewalt wegnehmen, stehlen -
roven Der Frau wurde von bewaffneten Jugendlichen ihre Handtasche geraubt. - De vrouw werd door bewapende jongelui van haar handtas beroofd. |
2) entführen -
ontvoeren 3) fangen und töten -
roven Ein Fuchs hat die Entenküken geraubt. - Een vos heeft de eendenkuikens geroofd. |
4) jemanden um etw. Positives bringen -
beroven Die Sorgen raubten ihr den Schlaf. - De zorgen beroofden haar van haar slaap. Der Anblick raubte mir den Atem. - De aanblik ontnam mij mijn adem. Du raubst mir den letzten Nerv! - Je bent zo vervelend dat ik er zenuwachtig van word! |
IIa der Räuber
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈrɔybɐ] |
Verbuigingen: | Räubers , Räuber |
IIb die Räuberin
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈrɔybərɪn] |
Verbuigingen: | Räuberin , Räuberinnen |
1) deel van de uitdrukking: rover ein maskierter Räuber - een gemaskerde overvaller Bankräuber - bankovervaller Räuberbande - een overvallersbende |
2) deel van de uitdrukking: dierkunde roofdier © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
rauben (ww.) | achterhouden (ww.) ; benemen (ww.) ; beroven (ww.) ; beroven van (ww.) ; bestelen (ww.) ; depriveren (ww.) ; graantje meepikken (ww.) ; kapen (ww.) ; leegplunderen (ww.) ; meepikken (ww.) ; uitplunderen (ww.) ; vervreemden (ww.) ; wegfutselen (ww.) ; weggraaien (ww.) ; wegpakken (ww.) |
rauben | roven |
Bronnen: interglot; Wikipedia
Voorbeeldzinnen met `rauben`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abfangenDE: abhandenmachenDE: abjagenDE: abnehmenDE: abstaubenDE: ausraubenDE: bestehlenDE: enteignenDE: entnehmenDE: entreißen