Vertaal
Naar andere talen: • plagen > ENplagen > ESplagen > FR
Vertalingen plagen DE>NL

plagen

werkw.
Uitspraak:  [ˈplaːgən]

1) für jemanden unangenehm und belastend sein - plagen , lastig vallen
Hunger und Durst plagten ihn. - Hij werd gekweld door honger en dorst.
von Zweifeln geplagt werden - door twijfel worden geplaagd

2) deel van de uitdrukking:
uitdrukking sich (mit jemandem / etw.) plagen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
plagen (ww.) koeioneren (ww.) ; kwellen (ww.) ; lastigvallen (ww.) ; narren (ww.) ; pesten (ww.) ; sarren (ww.) ; tarten (ww.) ; teisteren (ww.) ; tergen (ww.) ; treiteren (ww.)
die Plagende kwellingen ; het plagen ; de rampen ; de verschrikkingen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `plagen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anöden
DE: auf die Nerven gehen
DE: bedrängen
DE: brutal vorgehen
DE: foltern
DE: heimsuchen
DE: hänseln
DE: in den Weg stellen
DE: in die Quere kommen
DE: irritieren

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: sich plagen NL: zich uitsloven, zich aftobben