Vertalingen Poker DE>NL
I das Poker
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈpoːkɐ] |
| Verbuigingen: | Pokers |
1) amerikanisches Kartenspiel um Geld -
pokeren | Poker spielen - poker spelen |
2) Situation, bei der jemand hofft, durch Risikobereitschaft und Täuschung zum Erfolg zu kommen -
gok beim Poker um die Übernahme des Konzerns - gokken met de overname van een bedrijf Machtpoker - machtswedstrijd |
II pokern
werkw.
1) deel van de uitdrukking: pokeren | eine Runde pokern - een spelletje pokeren |
2) deel van de uitdrukking: gokken | Da hat er aber hoch gepokert. - Daarbij heeft hij veel gegokt. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `Poker`

Voorbeeldzinnen laden....