1. MWB
  2. Vertalen
  3. Monat (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Monat > EN • Monat > ES • Monat > FR
Vertalingen Monat DE>NL

der Monat

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [ˈmoːnat]
Verbuigingen:  Monat(e)s , Monate

einer der 12 Teile eines Jahres oder ein Zeitraum von etwa vier Wochen - maand
im schönen Monat Mai - in de mooie maand mei
ein drei Monate altes Kind - een kind van drie maanden oud
Monatsanfang - begin van de maand
Monatslohn - maandsalaris

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Monatde maand (v)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `Monat`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: April
DE: August
DE: Dezember
DE: Februar
DE: Januar
DE: Juli
DE: Juni
DE: Mai
DE: März
DE: November