1. MWB
  2. Vertalen
  3. Kreis (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Kreis > EN • Kreis > ES • Kreis > FR
Vertalingen Kreis DE>NL

der Kreis

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [krais]
Verbuigingen:  Kreises , Kreise

1) runde, in sich geschlossene Linie - cirkel
einen Kreis zeichnen / ziehen - een cirkel tekenen / trekken

2) Anordnung, Bewegung o. Ä. in dieser Form - kring
im Kreis sitzen - in een kring zitten
sich im Kreis aufstellen / drehen - zich in een kring opstellen / draaien
Wir bewegen uns bei dieser Diskussion doch nur im Kreis. - Wij draaien bij deze discussie toch alleen in een kring.
uitdrukking Der Kreis schließt sich.
uitdrukking etw. zieht Kreise

3) Gruppe von Personen, die zusammen sind oder -gehören - kring
seinen Kundenkreis erweitern - zijn klantenkring uitbreiden
eine Beerdigung im engsten Familienkreis - een begrafenis uit de nabije familie

4) Kurzwort für Landkreis poliek - district
Zu welchem Kreis gehört die Stadt? - Tot welk district hoort de stad?
Kreiskrankenhaus - districtsziekenhuis

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
der Kreis kralenkrans (znw.) ; de soos ; het rondje ; het leefgebied ; kringvormig (znw.) ; het kringetje ; kringel (znw.) ; de kring (m) ; het kransje ; de krans (m) ; de cirkelvorm (m) ; de cirkel (m)
Kreis cirkel ; schakeling ; rotonde ; rond verkeersplein ; onderrijk ; lus ; district
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Kreis`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Auftritt
DE: Bekanntenkreis
DE: Bekanntschaft
DE: Bezirk
DE: Bundesland
DE: Bundesstaat
DE: Departement
DE: Einigung
DE: Erfahrung
DE: Erkundungsgang