Vertalingen Gras DE>NL
das Gras
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [graːs] |
Verbuigingen: | Grases , Gräser |
1) grüne Pflanze mit langen, schmalen Blättern, die bes. auf Wiesen wächst plantkunde -
gras Wir setzten uns ins Gras. - Wij gingen in het gras zitten. Grashalm - grasspriet |
ins Gras beißen (=sterben) - in het zand bijten
|
über etw. wächst Gras (=eine negative Sache wird vergessen) - iets slechts vergeten
|
2) deel van de uitdrukking: hasjiesj , marihuana © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
das Gras | ganja (znw.) ; het gras ; de hennep (m) ; de marihuana ; de stuff (m) ; de weed (m) ; wied (znw.) ; de wiet (m) |
GRAS (Afkorting) | gras-lijst |
Gras | gras ; grasland ; groenvoer ; lichtende band ; weiland ; wiet |
Bronnen: interglot; Engoi Woordenschatoefeningen; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Gras`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: KrautDE: UnkrautUitdrukkingen en gezegdes
DE: das
Gras wachsen hören
NL: bijzonder wijs willen zijnDE: ins
Gras beißen
NL: in het zand bijten