Geschirr - Vertaling Duits-Nederlands

Vertalingen Geschirr DE>NL

das Geschirr

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[g əˈʃ ɪr]
Verbuigingen:	Geschirr(e)s , Geschirre

1) meist aus Porzellan oder Ton bestehende Gefäße zum Essen und Trinken - servies

Dieses Geschirr ist spülmaschinenfest. - Dit servies mag in de vaatwasser.

2) Teller, Besteck, Töpfe usw., die man zum Essen benutzt hat - servies

das Geschirr spülen - de afwas doen

3) Gurte und Riemen, mit denen man Pferde oder andere Tiere vor einen Wagen spannt - (paarden)tuig

dem Pferd das Geschirr anlegen - het paard optuigen

Overige bronnen

das Geschirr	de afwas (m) ; het gepeupel ; grauw (znw.) ; het plebs ; het porselein ; het rapaille ; het servies ; het tafelgerei ; de vaat ; het vaatwerk
Geschirr	huishoudelijk artikel ; paardetuig ; tuig

Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.

Voorbeeldzinnen met `Geschirr`

Voorbeeldzinnen laden....

Synoniemen

DE: Gelichter
DE: Küchengeschirr
DE: Lumpengesindel
DE: Pferdegeschirr
DE: Plebs
DE: Porzellan
DE: Sippschaft

Uitdrukkingen en gezegdes

DE: sich ins Geschirr legen NL: flink aanpakken