Vertaal
Naar andere talen: • genießen > ENgenießen > ESgenießen > FR
Vertalingen genießen DE>NL

genießen

werkw.
Uitspraak:  [gəˈniːsən]

1) Freude bei etw. empfinden - genieten van
Sie genoss es, von ihm verwöhnt zu werden. - Zij genoot ervan om door hem verwend te worden.

2) essen oder trinken - eten , drinken
Die Milch ist nicht mehr zu genießen. - De melk is niet meer te drinken.

3) etw. Positives haben - genieten van
Sie genießt mein volles Vertrauen. - Zij geniet mijn volste vertrouwen.
Dieses Ziel genießt oberste Priorität. - Dit doel heeft de hoogste prioriteit.

4) bekommen - opvoeding
Er hat eine gute Erziehung genossen. - Hij heeft een goede opvoeding genoten.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
genießen (ww.) amuseren (ww.) ; binnenkrijgen (ww.) ; dineren (ww.) ; genieten (ww.) ; lekker eten (ww.) ; opslokken (ww.) ; opvreten (ww.) ; savoureren (ww.) ; smikkelen (ww.) ; smullen (ww.) ; tafelen (ww.) ; uitgebreid eten (ww.) ; verslinden (ww.) ; verzwelgen (ww.)
genießen smaken
Bronnen: interglot; Trueterm; Horecagids


Voorbeeldzinnen met `genießen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: schlemmen
DE: schmecken
DE: schnabulieren
DE: sich erfreuen
DE: sich ergötzen an
DE: sich gütlich tun an
DE: sich schmecken lassen
DE: sich weiden