Vertalingen gehören DE>NL
gehören
werkw.
1) jds Eigentum sein -
(be)horen , zijn van Wem gehört dieser Stift? - Van wie is deze stift? |
2) Teil einer Gruppe, Kategorie sein -
(be)horen , zijn van Sie gehört zu den besten Sportlerinnen ihres Jahrgangs. - Zij hoort tot de beste sporters van haar studiejaar. Unser Freund Jakob gehört fast schon zur Familie. - Onze vriend Jakob hoort bijna bij de familie. |
3) irgendwo seinen Platz haben -
(be)horen Die Teller gehören in den linken Schrank, die Tassen in den rechten. - De borden horen in de linker kast en de kopjes in de rechter. |
4) für etw. nötig sein -
(be)horen Zu einer guten Partnerschaft gehört in erster Linie Vertrauen. - Vertrouwen staat op de eerste plaats bij een goede partnerschap. |
5) den geltenden Normen entsprechen -
passen , horen Dazwischenreden gehört sich nicht. - Er tussendoor spreken past niet. Du weißt wohl nicht, was sich gehört! - Jij weet echt niet hoe het moet! |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
gehören (ww.) | behoren (ww.) ; behoren bij (ww.) ; behoren tot (ww.) ; dienen (ww.) ; gebruikelijk zijn (ww.) ; horen (ww.) ; moeten (ww.) ; toebehoren (ww.) ; toebehoren aan (ww.) ; verplicht zijn (ww.) ; zijn van (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `gehören`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: angehörenUitdrukkingen en gezegdes
DE: das gehört in den Schrank
NL: dat hoort in de kast thuisDE: das gehört nicht hierher
NL: dat hoort hier niet bij, dat doet hier niet ter zakeDE: sich
gehören
NL: te pas komen, betamen, behoren