Vertaal
Naar andere talen: • gehören > ENgehören > ESgehören > FR
Vertalingen gehören DE>NL

gehören

werkw.
Uitspraak:  [gəˈhøːrən]

1) jds Eigentum sein - (be)horen , zijn van
Wem gehört dieser Stift? - Van wie is deze stift?

2) Teil einer Gruppe, Kategorie sein - (be)horen , zijn van
Sie gehört zu den besten Sportlerinnen ihres Jahrgangs. - Zij hoort tot de beste sporters van haar studiejaar.
Unser Freund Jakob gehört fast schon zur Familie. - Onze vriend Jakob hoort bijna bij de familie.

3) irgendwo seinen Platz haben - (be)horen
Die Teller gehören in den linken Schrank, die Tassen in den rechten. - De borden horen in de linker kast en de kopjes in de rechter.

4) für etw. nötig sein - (be)horen
Zu einer guten Partnerschaft gehört in erster Linie Vertrauen. - Vertrouwen staat op de eerste plaats bij een goede partnerschap.

5) den geltenden Normen entsprechen - passen , horen
Dazwischenreden gehört sich nicht. - Er tussendoor spreken past niet.
Du weißt wohl nicht, was sich gehört! - Jij weet echt niet hoe het moet!

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
gehören (ww.) behoren (ww.) ; behoren bij (ww.) ; behoren tot (ww.) ; dienen (ww.) ; gebruikelijk zijn (ww.) ; horen (ww.) ; moeten (ww.) ; toebehoren (ww.) ; toebehoren aan (ww.) ; verplicht zijn (ww.) ; zijn van (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `gehören`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: angehören

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: das gehört in den Schrank NL: dat hoort in de kast thuis
DE: das gehört nicht hierher NL: dat hoort hier niet bij, dat doet hier niet ter zake
DE: sich gehören NL: te pas komen, betamen, behoren