1. MWB
  2. Vertalen
  3. Gebiss (DE>NL)
Vertaal
Naar andere talen: • Gebiss > EN • Gebiss > ES • Gebiss > FR
Vertalingen Gebiss DE>NL

das Gebiss

zelfst.naamw.
Uitspraak:  [gəˈbɪs]
Verbuigingen:  Gebisses , Gebisse

1) Gesamtheit der Zähne eines Menschen oder eines Tieres anatomie - gebit
Ein vollständiges menschliches Gebiss besteht aus 32 Zähnen. - Het volledige menselijke gebit heeft 32 tanden.

2) künstliche Zähne als Ersatz für die natürlichen medisch - gebit
Meine Oma trägt ein Gebiss. - Mijn oma heeft een gebit.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
das Gebisshet bit ; het gebit ; het kunstgebit ; het tanden
Gebiss bit ; gebit
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Gebiss`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Backenzahn
DE: Eckzahn
DE: Milchgebiß
DE: Milchzahn
DE: Milchzähne
DE: Schneidezahn
DE: vorderer Backenzahn
DE: Weisheitszahn
DE: Zahn
DE: Zahnfleisch