Vertaal
Naar andere talen: • frei > ENfrei > ESfrei > FR
Vertalingen frei DE>NL

I frei

bijv.naamw.
Uitspraak:  [frai]

1) nicht abhängig von anderen - vrij
Das ist deine freie Entscheidung! - Dat is jou vrije beslissing!
aus freiem Willen - uit vrije wil

2) nicht eingesperrt oder gefangen - vrij
Er war im Gefängnis und ist jetzt wieder frei. - Hij zat in de gevangenis en is nu weer vrij.

3) nicht blockiert - vrij
Ausfahrt frei halten! - uitrit vrij houden!
Mach bitte den Tisch / Weg frei! - Maak alstublieft de tafel / straat vrij!

4) nicht bedeckt - bloot
Das Kleid lässt den Rücken frei. - De jurk laat de rug bloot.
uitdrukking etw. / sich frei machen

5) nicht von jemand anderem belegt, besetzt - vrij
Ist der Tisch noch frei? - Is deze tafel nog vrij?
Hältst du mir bitte einen Platz frei? - Houdt jij voor mij een plaats vrij alsjeblieft?

6) nicht beschrieben - vrij
zwei Zentimeter Rand frei lassen - twee centimeter als kantlijn vrijhouden

7) so, dass etw. nichts kostet - gratis
Eintritt für Kinder unter sechs Jahren frei! - Entree voor kinderen jonger dan 6 jaar is gratis!
20 Kilo Gepäck sind frei. - 20 kilo bagage is gratis.

8) so, dass man nicht arbeiten o. Ä. muss - vrij
Ich habe heute meinen freien Tag. - Ik heb vandaag mijn vrije dag.
Mit kleinen Kindern hat man kaum eine freie Minute. - Met kleine kinderen heeft men nauwelijks een minuut vrij.
arbeitsfrei - een vrije dag van werk
schulfrei - schoolvrij

9) nicht mit etw. beschäftigt - ter beschikking
Sie werden mit dem nächsten freien Mitarbeiter verbunden. - U wordt aan de eerst volgende beschikbare medewerker gekoppeld.

10) freiberuflich, nicht angestellt - vrij beroep

11) nicht eingeschränkt - vrij
Sie haben die freie Wahl unter fünf Modellen. - U heeft de vrije keus uit vijf modellen.
Der Film ist frei ab 16. - De is film is geschikt vanaf 16 jaar.

12) nicht genau - vrij

13) nicht im Haus - vrij
unter freiem Himmel schlafen - onder de blote hemel slapen
Meine Kinder spielen gern im Freien. - Mijn kinderen spelen graag buiten.
Wollen wir ein bisschen ins Freie gehen? - Zullen wij een eventjes de vrije natuur in gaan?

14) ohne etw. Unerwünschtes, Störendes - zonder ongewenst
sich von Vorurteilen frei machen - zich bevrijden van vooroordelen
alkoholfreies Bier - alcoholvrij bier
schneefreie Monate / Straßen - sneeuw vrije maanden / wegen
uitdrukking frei von etw.


II frei-

prefix
Uitspraak:  [frai]

1) deel van de uitdrukking: vrij-
Die Entführten kamen frei. - De gegijzelden kwamen vrij.
Gefangene freikaufen - gevangen vrijkopen

2) deel van de uitdrukking: vrij
die Autoscheiben freikratzen - de autoruiten schoon krabben
den Weg freischaufeln - de weg schoonvegen

3) deel van de uitdrukking: vrij
einen Tag freihaben / freinehmen - een dag vrij hebben / vrij nemen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
frei (ww.) losgelaten (ww.)
frei ongebonden ; onbezet ; ongebreideld ; ongehinderd ; ongemoeid ; ongestoord ; onoverdekt ; onverplicht ; onverstoord ; open ; pro deo ; rechttoe ; spontaan ; toegankelijk ; uit vrije wil ; vacant ; voor niets ; vrij ; vrij van schulden ; vrijuit ; vrijwillig ; zonder kosten ; onbewoond ; bandeloos ; benaderbaar ; beschikbaar ; disponibel ; frank ; genaakbaar ; gratis ; in vrijheid ; kosteloos ; ledig ; leeg ; losbandig ; niet belast ; onafhankelijk ; onbedekt ; onbelast ; onbelast inkomen ; beschikbaar ; vrij ; on-hook ; los ; hoorn-op-de-haak
Bronnen: Wikipedia; interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Trueterm


Voorbeeldzinnen met `frei`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: aufgeschlossen
DE: autark
DE: autonom
DE: befreit
DE: eigenlebig
DE: eigenmächtig
DE: eigenständig
DE: eigenwillig
DE: Frei-
DE: freigegeben

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: frei Haus NL: franco huis
DE: eine freie Stelle NL: een vacante betrekking
DE: aus freien Stücken NL: uit eigen beweging
DE: im Freien NL: buiten, in de buitenlucht, onder de blote hemel
DE: ins Freie gehen, treten NL: naar buiten gaan