Vertalingen einig DE>NL
einig
bijv.naamw.
derselben Meinung -
eens(gezind) , eendrachtig Wir waren uns einig, dass etwas getan werden müsse. - Wij waren het over eens dat er iets gedaan moest worden. Wir wurden uns schnell über den Preis einig. - Wij werden het snel eens over de prijs. Ich bin mir mit meinem Mann darüber einig, wie die Kinder erzogen werden sollen. - Ik ben het er met mij man over eens wie de kinderen gaat opvoeden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
einig (ww.) | het eens zijn (ww.) |
einig | eendrachtig ; eenparig ; eensgezind ; eenstemmig ; gelijkgestemd ; gelijkgezind ; harmonieus ; saamhorig ; unaniem |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `einig`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: angeschlossenDE: einhelligDE: einmütigDE: einstimmigDE: einträchtigDE: gemeinsamDE: gemeinschaftlichDE: geschlossenDE: gleichgestimmtDE: solidarischUitdrukkingen en gezegdes
DE: einige Hundert
NL: een paar honderdDE: einige hundert
NL: een goede honderd