Vertaal
Naar andere talen: • eigen > ENeigen > ESeigen > FR
Vertalingen eigen DE>NL

eigen

bijv.naamw.
Uitspraak:  aigən]

1) (zu) jemandem / einer Sache gehörend - eigen , kenmerkend
Hast du ein eigenes Auto? - Heb je een eigen auto?
die firmeneigenen Grundstücke - de eigen percelen van het bedrijf
Sie hat es mit eigenen Augen gesehen. - Zij heeft het met haar eigen ogen gezien.
Jedes Haus hat seinen eigenen Garten. - Ieder huis heeft zijn eigen tuin.

2) typisch für jemanden / etw. - eigen , kenmerkend
etw. hat seinen ganz eigenen Reiz - iets heeft zijn eigen charme
Er hat die Aufgabe mit der ihm eigenen Gründlichkeit erledigt. - Hij heeft de opdracht met de voor hem eigen zijnde grondigheid uitgevoerd.

3) deel van de uitdrukking:
uitdrukking in etw. eigen sein

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
eigen net ; zorgvuldig ; zonderling ; vreemdsoortig ; vreemd ; uitheems ; typisch ; typerend ; tekenend ; stipt ; secuur ; ragfijn ; precies ; ongewoon ; merkwaardig ; kenmerkend ; karakteristiek ; excentriek ; eigenaardig ; curieus ; buitenissig ; bloedeigen ; bizar ; bijzonder ; apart ; accuraat ; eigen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `eigen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: akkurat
DE: besonder
DE: bezeichnend
DE: bezeichnend für
DE: bizarr
DE: charakterisierend
DE: charakteristisch
DE: charakteristisch für
DE: eingehend
DE: einheimisch