dabei

bijwoord

Uitspraak:

[daˈbai]

1) anwesend (und beteiligt) - daarbij , erbij

Warst du dabei, als das passiert ist? - Was jij erbij toen dat gebeurde?

2) Teil einer Gruppe, Menge - erbij

Ich bekam viele Geschenke, aber von dir war keines dabei. - Ik kreeg veel cadeaus maar was er van jou geen bij.

3) zur gleichen Zeit - ondertussen

Sie sieht fern und bügelt dabei. - Zij kijkt naar de televisie en ondertussen strijkt ze.

(gerade) dabei sein, etw. zu tun (=) - (er net) mee bezig zijn iets te doen Sie war gerade dabei zu kochen. - Ze was net begonnen met koken.

4) trotz der genannten Sache - ondanks wat is genoemd

Er ist beleidigt, dabei habe ich gar nichts getan! - Hij is beledigd maar ik heb helemaal niet gedaan!

5) deel van de uitdrukking:

Es ist (doch) nichts dabei! / Was ist schon dabei? (=drückt aus, dass etw. nicht schlimm / schwer ist) - het is niet erg / zwaar

6) deel van de uitdrukking:

Es bleibt dabei! (=es ändert sich nichts) - het blijft hierbij

© K Dictionaries Ltd.

dabei

behalve dat ; bovendien ; daarbij ; daarenboven ; bezig

Bronnen: interglot; Wikipedia




DE: daneben
DE: sonstig

DE: dabei sein NL: erbij zijn NL: bezig zijn
DE: was ist schon dabei? NL: dat is toch geen kunst? NL: dat is toch niet erg?
DE: ich finde nichts dabei NL: ik vind het niet erg
DE: dabei kommt nichts heraus NL: dat leidt tot niets
DE: er ist arm und dabei zufrieden NL: hij is arm en toch tevreden