Vertalingen beruhen DE>NL
beruhen
werkw.
1) etw. als Grundlage haben -
berusten Die Nahrungskette beruht auf dem Prinzip „fressen und gefressen werden‟. - De voedselketen berust op het principe "eten en gegeten worden". Unsere Abneigung beruht auf Gegenseitigkeit. - Onze afkeer berust op wederkerigheid. |
2) deel van de uitdrukking: etw. auf sich beruhen lassen (=etw. nicht weiterverfolgen) - iets erbij laten zitten
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beruhen (ww.) | berusten (ww.) ; gebaseerd zijn (ww.) ; zich erbij neerleggen (ww.) |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `beruhen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: basierenDE: damit abfindenUitdrukkingen en gezegdes
DE: etwas auf sich
beruhen lassen
NL: ergens niet verder op ingaan