Vertaal
Naar andere talen: • Bremsen > ENBremsen > ESBremsen > FR
Vertalingen Bremsen DE>NL

bremsen

werkw.
Uitspraak:  [ˈbrɛmzən]

1) die Bremse betätigen - remmen
scharf bremsen müssen - hard moeten remmen
Der Fahrer konnte (das Auto) nicht mehr rechtzeitig bremsen. - De bestuurder (van de auto) kon niet meer tijdig remmen.

2) verlangsamen - remmen
die Inflation bremsen - de inflatie remmen

3) in ihrem Eifer o. Ä. stoppen - tegenhouden
Wenn er erst einmal loslegt, ist er nicht mehr zu bremsen. - Als hij eenmaal begint is hij niet meer te houden.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
bremsen (ww.) afremmen (ww.) ; halt houden (ww.) ; ophouden (ww.) ; remmen (ww.) ; stoppen (ww.) ; stopzetten (ww.) ; tegenhouden (ww.) ; tot staan brengen (ww.)
Bremsen remmen
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.


Voorbeeldzinnen met `Bremsen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: abbremsen
DE: anhalten
DE: bezwingen
DE: bezähmen
DE: bändigen
DE: die Geschwindigkeit verringern
DE: dämpfen
DE: im Zaum halten
DE: sich verlangsamen
DE: stoppen