Vertalingen Bremsen DE>NL
bremsen
werkw.
1) die Bremse betätigen -
remmen scharf bremsen müssen - hard moeten remmen Der Fahrer konnte (das Auto) nicht mehr rechtzeitig bremsen. - De bestuurder (van de auto) kon niet meer tijdig remmen. |
2) verlangsamen -
remmen die Inflation bremsen - de inflatie remmen |
3) in ihrem Eifer o. Ä. stoppen -
tegenhouden Wenn er erst einmal loslegt, ist er nicht mehr zu bremsen. - Als hij eenmaal begint is hij niet meer te houden. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
bremsen (ww.) | afremmen (ww.) ; halt houden (ww.) ; ophouden (ww.) ; remmen (ww.) ; stoppen (ww.) ; stopzetten (ww.) ; tegenhouden (ww.) ; tot staan brengen (ww.) |
Bremsen | remmen |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.
Voorbeeldzinnen met `Bremsen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abbremsenDE: anhaltenDE: bezwingenDE: bezähmenDE: bändigenDE: die Geschwindigkeit verringernDE: dämpfenDE: im Zaum haltenDE: sich verlangsamenDE: stoppen