Vertalingen blau DE>NL
I blau
bijv.naamw.
1) von der Farbe des Himmels, des Meeres -
blauw blaue Augen haben - blauwe ogen hebben ein Zimmer blau streichen - een kamer blauw verven Er verschluckte sich und lief blau an. - Hij verslikte zich en liep blauw aan. |
2) deel van de uitdrukking: blauw II das Blau
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [blau] |
Verbuigingen: | Blaus , Blau(s) |
deel van de uitdrukking: blauw ein leuchtendes Blau - een schitterend blauw |
III das Blaue
zelfst.naamw.
1) deel van de uitdrukking: jemandem das Blaue vom Himmel versprechen (=leere Versprechungen machen) - alles beloven niets nakomen
|
das Blaue vom Himmel herunterlügen (=dreist lügen) - liegen dat het gedrukt staat
|
2) deel van de uitdrukking: ins Blaue (=ohne Plan, ohne bestimmtes Ziel) - in het wilde weg
eine Fahrt ins Blaue machen - maar wat rond rijden
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
blau | het blauw ; zat ; tipsy ; teut ; straalbezopen ; stomdronken ; smoordronken ; laveloos ; ladderzat ; dronken ; bezopen ; beschonken ; beneveld ; aangeschoten |
blau (Afkorting) | blauw ; b (Afkorting) |
blau | blauw ; heraldisch azuur ; blauwe |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; Omegawiki.org
Voorbeeldzinnen met `blau`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: angeheitertDE: angetrunkenDE: azurblauDE: azurnDE: benebeltDE: berauschtDE: beschwipstDE: besoffenDE: betrunkenDE: duseligUitdrukkingen en gezegdes
DE: so
blau!
NL: och kom!, wat vertel je me nu!DE: ein
blauer Brief
NL: een waarschuwingsbrief (van school) NL: een ontslagbriefDE: ins Blaue hinein
NL: in het wilde wegDE: du wirst dein
blaues Wunder erleben
NL: je zult raar staan te kijken