der Bescheid

zelfst.naamw.

Uitspraak:	[bəˈʃait]
Verbuigingen:	Bescheid(e)s , Bescheide

1) offizielle Entscheidung einer Behörde, die einem mitgeteilt wird - inlichting , antwoord , beslissing

gegen einen ablehnenden Bescheid Widerspruch einlegen - tegen een afwijzing protest aantekenen Steuerbescheid - aanslagbiljet

2) deel van de uitdrukking:

jemandem Bescheid geben / sagen (=jemanden über etw. informieren) - iemand informeren Bitte sag mir rechtzeitig Bescheid, ob du kommen kannst. - Geef mij aub tijdig bericht of je kunt komen.

(über jemanden / etw.) Bescheid wissen (=informiert sein) - geïnformeerd zijn Wissen deine Eltern schon darüber Bescheid, dass du mit der Schule aufhören willst? - Weten je ouders er al van dat je wilt stoppen met school?

© K Dictionaries Ltd.

der Bescheid

het bericht ; de beschikking ; de informatie

DE: Bescheid wissen NL: op de hoogte zijn, de weg weten
DE: einem Bescheid sagen NL: iemand antwoord geven NL: iemand op de hoogte stellen
DE: die Angelegenheit hat jetzt ihren Bescheid NL: de zaak is nu in orde