Vertalingen beichten DE>NL
I beichten
werkw.
in der Kirche seine Sünden nennen und bereuen religie -
biechten Wann hast du das letzte Mal gebeichtet? - Wanneer heb jij voor het laatst gebiecht? Sie beichtete ihrem Mann einen Seitensprung. - Zij biechtte haar man een slippertje op. |
II die Beichte
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈbaiçtə] |
Verbuigingen: | Beichte , Beichten |
deel van de uitdrukking: religie biecht die Beichte ablegen - biecht afleggen |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
beichten (ww.) | bekennen (ww.) ; biechten (ww.) ; opbiechten (ww.) |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `beichten`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: eingestehen