Vertaal
Naar andere talen: • anzahlen > ENanzahlen > ESanzahlen > FR
Vertalingen anzahlen DE>NL

I anzahlen

werkw.
Uitspraak:  aaːlən]

beim Kauf einer Sache nur einen Teil sofort zahlen und den Rest später - aanbetalen
Wir zahlten 20% des Kaufpreises an und vereinbarten für den Rest Ratenzahlung. - We hebben 20% van de koopprijs aanbetaald en voor het resterende bedrag werd een afbetaling in termijnen overeengekomen.


II die Anzahlung

zelfst.naamw.
Uitspraak:  aaːlʊŋ]
Verbuigingen:  Anzahlung , Anzahlungen

1) deel van de uitdrukking: aanbetaling
Nach erfolgter Anzahlung kann mit der Arbeit angefangen werden. - Nadat de aanbetaling is ontvangen wordt de werkzaamheden gestart.

2) deel van de uitdrukking: aanbetaling
eine Anzahlung von 200 Euro leisten - een aanbetaling van € 200,00 doen

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
anzahlen (ww.) vooruitbetalen (ww.)
das Anzahlenhet aanbetalen ; de vooruitbetaling (v)
anzahlen een aanbetaling doen
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `anzahlen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: anbezahlen