Vertaal
Naar andere talen: • anlehnen > ENanlehnen > ESanlehnen > FR
Vertalingen anlehnen DE>NL

anlehnen

werkw.
Uitspraak:  anleːnən]

1) etw. gegen etw. stellen - neerzetten
sein Fahrrad an einen Baum anlehnen - zijn fiets tegen een boom zetten

2) ein wenig geöffnet lassen - op een kier laten
Lass das Fenster doch angelehnt. - Laat het raam toch op een kier staan

3) sich stützen auf - steunen
Erschöpft lehnte er sich an sie an. - Vermoeid steunde hij op haar.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
anlehnen (ww.) aanleunen (ww.)
das Anlehnenhet leunen ; het leunen tegen ; het steunen op
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `anlehnen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: Gegenlehnen
DE: Lehnen

Uitdrukkingen en gezegdes
DE: eine angelehnte Tür NL: een deur die op een kier staat