Vertalingen Anker DE>NL
I der Anker
zelfst.naamw.
Uitspraak: | [ˈaŋkɐ] |
Verbuigingen: | Ankers , Anker |
an einer Kette befestigtes Gewicht, das ein Schiff festhält scheepvaart -
anker den Anker (aus)werfen / einholen - het anker (uit)werpen / ophalen |
vor Anker liegen (=den Anker ausgeworfen haben) - voor anker liggen, het anker hebben uitgeworpen
|
II ankern
werkw.
1) deel van de uitdrukking: voor anker gaan Es wird schon dunkel, wir sollten bald ankern. - Het wordt al donker, we moeten snel voor anker gaan. |
2) deel van de uitdrukking: voor anker liggen Das Schiff ankert seit einigen Tagen an der Küste. - Het schip lag sinds enkele dagen voor de kust voor anker. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
der Anker | het anker ; de ankers ; het muuranker |
Anker | anker ; ankerstaaf ; elektromagneetkern ; gesteente-anker ; ijzerkern ; koppelstaaf ; rotor ; tui-anker ; zeeanker ; zwaluwstaartanker |
Bronnen: interglot; Download IATE, European Union, 2017.; TruetermVoorbeeldzinnen met `Anker`

Voorbeeldzinnen laden....