Vertalingen anbrennen DE>NL
anbrennen
werkw.
1) zu viel Hitze bekommen -
aanbranden Der Grießbrei ist angebrannt. - De griesmeelpap is aangebrand. |
nichts anbrennen lassen (=sich keine Gelegenheit entgehen lassen, bes. sexuell) - geen gelegenheid voorbij laten gaan
Als junger Mann hat er nichts anbrennen lassen. - Toen hij jong was liet hij geen kans voorbij gaan.
|
2) zu brennen beginnen -
vlam vatten © K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
anbrennen (ww.) | aanbranden (ww.) |
das Anbrennen | het verbranden |
Bron: interglot
Voorbeeldzinnen met `anbrennen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: verbrennen