Vertalingen abspülen DE>NL
abspülen
werkw.
1) mit (warmem) Wasser reinigen -
afwassen (das Geschirr) abspülen (=) - (het servies) afwassen
Wer ist mit dem Abspülen dran? - Wie is aan de beurt om af te wassen?
|
2) mit fließendem Wasser entfernen -
vuil verwijderen die Erde von den Kartoffeln abspülen - Het zand van de aardappels wassen. |
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
abspülen (ww.) | afspoelen (ww.) |
das Abspülen | het wegspoelen |
abspülen | uitspoelen |
Bronnen: interglot; Diving dictionary
Voorbeeldzinnen met `abspülen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: abwaschenDE: spülen