Vertalingen Abschied DE>NL
der Abschied
zelfst.naamw.
| Uitspraak: | [ˈapʃiːt] |
| Verbuigingen: | Abschied(e)s , Abschiede |
die Situation, wenn jemand weggeht -
afscheid Der Abschied von ihren Freunden viel ihr schwer. - Het afscheid van haar vrienden viel haar zwaar.
Alle winkten zum Abschied. - Bij het afscheid zwaaide iedereen. |
 von jemandem / etw. Abschied nehmen
(=) - van iemand / iets afscheid nemen
|
© K Dictionaries Ltd.Overige bronnen
| der Abschied | adieu ; het afscheid ; de congé (m) |
Bronnen: Wikipedia; interglot
Voorbeeldzinnen met `Abschied`
Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
DE: DiensentlassungUitdrukkingen en gezegdes
DE: ein ehrenvoller
Abschied
NL: eervol ontslag
