Vertaal
Naar andere talen: • abbremsen > ENabbremsen > ESabbremsen > FR
Vertalingen abbremsen DE>NL

abbremsen

werkw.
Uitspraak:  apbrɛmzən]

langsamer werden lassen oder zum Stehen bringen - afremmen
Der Fahrer konnte (den Wagen) noch rechtzeitig abbremsen. - De bestuurder kon (de auto) nog net op tijd afremmen.

© K Dictionaries Ltd.

Overige bronnen
abbremsen (ww.) afremmen (ww.) ; remmen (ww.) ; stoppen (ww.)
abbremsen vertragen
Bronnen: interglot; Diving dictionary


Voorbeeldzinnen met `abbremsen`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: bremsen
DE: die Geschwindigkeit verringern
DE: sich verlangsamen
DE: stoppen