Vertaal
Naar andere talen: • tröpfeln > ENtröpfeln > EStröpfeln > NL
Vertalingen tröpfeln DE>FR
tröpfeln (ww.) couler (ww.) ; goutter (ww.) ; ruisseler (ww.) ; suinter (ww.) ; transpirer (ww.)
Bron: interglot


Voorbeeldzinnen met `tröpfeln`
Voorbeeldzinnen laden....


Synoniemen
DE: lecken
DE: sickern
DE: triefen
DE: tropfen