Vertalingen bescheißen DE>FR
bescheißen (ww.) | abuser (ww.) ; blaguer (ww.) ; couillonner (ww.) ; duper (ww.) ; leurrer (ww.) ; plaisanter (ww.) ; taquiner (ww.) ; tricher (ww.) |
Bron: interglotVoorbeeldzinnen met `bescheißen`

Voorbeeldzinnen laden....