schaakt geschaakt afgeschaakt afschaakt haakt gehaakt ingehaakt aangehaakt aaneengehaakt afgehaakt losgehaakt vastgehaakt afhaakt inhaakt aanhaakt aaneenhaakt kaakt gekaakt blaaskaakt geblaaskaakt haring kaakt haringkaakt laakt blaakt geblaakt gelaakt slaakt geslaakt ontslaakt maakt namaakt bekendmaakt rondmaakt doodmaakt goedmaakt gereedmaakt afmaakt wegmaakt droogmaakt leegmaakt stukmaakt gelijkmaakt gebruikmaakt volmaakt onvolmaakt vervolmaakt vuilmaakt tegenmaakt openmaakt inmaakt fijnmaakt schoonmaakt aanmaakt schoenmaakt opmaakt vermaakt overmaakt klaarmaakt waarmaakt kleermaakt doormaakt smaakt gesmaakt mismaakt kennismaakt losmaakt plaatsmaakt wijsmaakt dichtmaakt ontmaakt kapotmaakt voortmaakt vastmaakt uitmaakt buitmaakt bijmaakt vrijmaakt nagemaakt toemaakt meemaakt | naakt genaakt halfnaakt poedelnaakt piemelnaakt moedernaakt paddemoedernaakt spiernaakt spaakt gespaakt raakt braakt radbraakt geradbraakt gebraakt opgebraakt uitgebraakt opbraakt nachtbraakt genachtbraakt uitbraakt leebraakt geleebraakt geraakt aangeraakt onaangeraakt afgeraakt zoekgeraakt volgeraakt opgeraakt achteropgeraakt losgeraakt thuisgeraakt lichtgeraakt vastgeraakt kwijtgeraakt uitgeraakt achteruitgeraakt weggeraakt leeggeraakt afraakt wegraakt leegraakt kraakt gekraakt afgekraakt afkraakt zoekraakt volraakt aanraakt opraakt achteropraakt bespraakt welbespraakt losraakt thuisraakt kwijtraakt uitraakt achteruitraakt wraakt gewraakt taakt getaakt staakt gestaakt waakt bewaakt welbewaakt onbewaakt zwaarbewaakt gewaakt kwaakt gekwaakt doorwaakt ontwaakt noodzaakt genoodzaakt verzaakt veroorzaakt |