tervurens

tervurens wordt gesproken in Tervuren. tervurens bevat 126 gezegden, 847 woorden en 15 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

Log in

126 gezegden

aa devuure doonuw best doen
aa ie wooter in zaane kelderman met een korte broek
aa iet de fles gebraukeals iemand erg stinkt naar parfum
aa iet er zaain bekomste vanhij heeft er genoeg van
aa iet et werm woeter oeitgevonne of aa paast dattem et werm woeter oeitgevonne ietvoor iemand die stom is of hem zelf voor slim pakt
aa iet zaain loetehij heeft zijn kuren
aa kas opfrettezenuwachtig of lastig zijn
aa klapt gien bakkes Vlomshij spreekt geen woord Vlaams (bv)
aa kloesj kwaat zaanuw kluts kwijt zijn
aa zit mei zaain broek vol goesteeen geil man
Aa zwiet zeufs baa t schaaiteTegen persoon die super lui is: hij zweet bij het kakken.
aaft aa bakkeszwijg
aaft em staafheilwens bij het weggaan mannelijk
aaft ze vochtigheilwens bij het weggaan vrouwelijk
aaj es te biest vauj duud te doonhij is dom
ajoein, ajoein aa gat es broeinrijmpje tegen politieagent
ambetante affeirevervelende zaak
aven doemp inaaveu inhouden
bakkes toozwijg
balle sjeraarik doe dit / het niet
Bloost em opde pot op
boelet doonmiskleun doen
boenk erop (erin), vlam dedoin (dedans fr) recht in de roos of iets dergerlijks
da des nen eruir da ni zjust een esik ben verkeerd
da smokt do allemo nie eineiemand die niet kieskeurig is qua vrouwen
das de kombeldat is nu het toppunt
das giene krotDat is wel iets waard
das ni gezievertdat is straf
das ziever in pakskes of dades truutdat is onnozel of niet waar
de plekkers zaain dooals uw haar kortgeknipt is
de wuibbes kraageop mijn heupen krijgen
dei verjoet nemi (zij is niet meer jarig) als een vrouw er heel oud uit ziet
den deuvel oan aa nek of luup schaaitemaakt u weg
dikke kartoonen verdeenegoed geld verdienen
e zwak bisjkeeen kleine verdienste
eederien zaanen dadaieder zijn meug
eemand baa zaaine koljei pakkeiemand te pakken krijgen
een eirke speileeen liedje of muziekje spelen, optreden
een gooi zjat dooneens goed drinken
een graaf (vried) aksident, tes karambolleeen erg ongeval
een radaas dooneens goed drinken
emmik stront geroopeongevraagd een opmerking geven
en damme nog lank mauge mauge en koenne koenneheilswens of -drank
en den boor aa pakte zaain verkezonder uitleg
er neki good inhangeeens goed drinken
flanelle bienen emmezich niet goed voelen
ga kint er de (h) ond zaain kluute vanje kent er niks van
gaa koejnt er nogal een painsj oan hangeiemand die druk doet of overdreven in de weer is!
gaa koejnt er nogal kak oonangeoverdreven in de weer zijn of iemand overdreven bemoederen
gaa zaait oek nogal ne paszja kroetjij bent er mij eentje
ge zaat nen assje bent een crack
geif mo buizzedoe maar voort
gestauken aarebevruchte eieren (kiekens vnml)
get et oon aa fles of oon aa kluteje hebt het zitten
ik goo ne sandwisjz mei een tirret eiteik ga vrijen mannelijk
ik goo ne servolaa mei twi noikkes eiteik ga vrijen vrouwelijk
ik goon maain patakes afgeeteik ga plassen mannelijk
ik goon maain salau schuddeik ga plassen vrouwelijk
ik kostkunnen, ik kon: wordt
ik moot noe de koerik moet naar de wc
ik paas er et maane vanik geloof hem niet
ik zaain ielemoe wisjewasjeik ben van mijn melk, het noorden kwijt
ik zeen aa geireik hou van jou
ik zen,
gaa zet,
aai es,
waaile zen,
gaile zet,
zaujle zen.
vervoegingen van het werkwoord zijn
in een aa kassuul mokte de beste soep (soms voegt men daaraan toe) 'mo t moot gebuire mei e joenk wuitelke!vrijen met een oudere vrouw is top
in en oeit es keekefloeit!bij knikkeren in het putje
ja, ja mennekes tiekene en kinnekes kupejij kunt ook alles! (ironisch)
kem aa ba aa pikkeik heb u liggen
kem gien poojer nemiik ben bekaf, ik kan niet meer
kem giene rotte frang nemiik ben blut
kem ze allemool ne poter op auile gat geschildertik heb gewonnen
kemmem: ik heb hem..
errem: heb je hem?..
kaam: ik had hem...
vervoegingen van het werkwoord hebben
kol en mansjet en thoeis giene fretiemand die geen geld heeft maar doet alsof hij er wel heeft
kom mo in maain groebjij mag er bij komen
komt da teigedat is straf
koster koster aa gat es vol plostertegen de koster
kuit en goo (t) rap en goed gedaan
kus maain klutede pot op
kzen ni in maan talluurU niet goed voelen
leever ne gruute plezante as nen dikke ambetanteliever een goed geschapen man
links rechts kattevitess steikt aa tienen in a tes, steikt ze niet te waad of ge zet ze kwaadkinderrijmpje
ma taur gedoomij iets aangedaan
maain keir es volik ben zat en heb genoeg
maainen beir groltik heb honger
maainen broeine kan da ni (nog just) trekkeals iets te duur is of nog juist betaalbaar
maan ol oekdat kan niet!!
Mee es persees een trambillet van op zaa bezeenmieke is graatmager
naa gaadat is straf
naa zenne kik (es aa) van den oos gepoeptnu heb ik / hij wat voor
naaig sjauntizeer vriendelijk
neffes de pot pissevreemd gaan
nen toek of koek op aa bakkeseen slag op uw gezicht
oon de waggel aavebezig houden of op de lange baan schuiven
op aa (zaan) duus kraageverliezen van een wedstrijd
op aa bakkes goototale affront of op uw gezicht vallen
op aa szjik baatezware inspanningen doen
op de speegel schraaveop de poef drinken
op vadroeiop den dool, op stap
petrol in de soepeen haar in de boter
pilon geivehard werken of uw best doen
puute van de koesjblijf van mij af
raid nog neki dauj (naam van de baas rij nog eens door) de waard of cafebaas vragen om nog een rondje te bestellen
rosse mergen est posse, ouvermerge sinse vauj alle rosse minse!rijmpje
sloogt da in aa kasnou breekt mijn klomp
smool toozwijg
speilt em thoeis aftegen iemand die te veel zeurt / zaagt
steikt een talluur in aa broek van achterals je moet oppassen voor homo's
t kuit afhet duurt niet lang meer
tararadoe het zelf!
teige zaain keir raaieiemand affronteren of schade berokkenen
tes ge-estropjeiter is een verstopping
tes gien avanshet heeft geen zin
tes in de sjakosj, tes gebakkehet is in orde
tes koekenbakhet spel zit op de wagen
Tes oont minamiseireHet regent al minder
tes persees dad een ingelke op maain toeng pistals men iets heel lekkers drinkt
tes vanda of tes vandattehet is gebeurd
trekt aa fuuriemand laten weten dat hij het zelf moet doen
ummekesop een sympathieke manier 'hij' zeggen terwijl de persoon erbij staat
van piket zaainvan wacht zijn in het leger of een stakingspost bemannen
wa desd aare of joengelekomt er nog wat van!
zaain schup afkosjzehet is gedaan, weggaan
zat geziet, es nuchter gepaastdronken gezegd is nuchter gedacht
zes zuuze is zwanger
zjamaar geiveuw best doen
zu zemme ni getraaiddat is niet de overeenkomst

847 woorden

A

aa gevoogkak en pis
aa kas opfretteu lastig maken
aa klodenekleding oud
aa nei masscheeja
aa peikes (meikes) hoeis of thospisbejaarden tehuis
aachentlaaikeigenlijk
aaithout
aaitoud
aaitskaulhoutskool
aanmelaaik, aanmelaaikeheimelijk, heimelijke
aareeieren
aaversouders
aazerstrijkijzer
abimeirebeschadigen
agternoonadien
ajnkewashandje
ajoeinui
aksidentongeval
almenakkalender
alumeuzevrouw die de mannen hun hoofd op hol brengt en toch niet verder gaat.
alzoeleivealtijd
ambeteirenvervelen
ameirikojndersamerikanen
annekeekster
annekesnestrommel in een kamer, rotzooi
appelspaas of kompotappelmoes
arloszeuurwerk
arooinappelappelsien
arra, en naa gaa, a nei masscheeok
arrethalte
asals
asjelonnozelaar
asjel, jan-man-kluute, beuzze, painsj, noikkes, kwajze, kwiet, karottentrekker, meittekau. kweebusstommerik
assoeransseverzekering
astambleeftalstublieft
astrantvrijpostig
attensze doonopletten
ave peire zeenafzien
azaainpissenzwartkijken
azaainpisserzwartkijker
azaainpister of de dochter van d azaainbraveraazwartkijkster

B

ba aa pikke emmebeetnemen
baabij (plaatsbepaling)
baave, gebaaitbouwen, gebouwd
badkostuumbadpak
bagaar, boelruzie, schermutseling
banammebananen
baneijebeneden
bannambanaan
bannebanden (auto, fiets)
barielslagboom
baseingtobbe
baskulweegschaal
bassehoesten
batiementgebouw
batterevechten
bauke of bauterramboterham
beddesbedden
beduirvestrontverwende
beebier
beeboeikknikker
beestijker, braaverbrouwer
beewegbedevaart
beginne te mooleu lastig maken
begostbegonnen
beikesslecht van smaak
beikkebeetje
beirebert, albert, norbert etc
beiszoen, kus
bekanstbijna
bekkerbakker
benefieswinst
berrevoetsblootsvoets
beurgemiesterburgemeester
beurremiesterburgemeester
bieestbeest
biekebij (insect)
bienaaverslager
bikkogelpen
billekeprentje
billetbiljet
blaaitblauw
blaffeturenrolluiken
blaikeblaadje
bledachtergesteld dorp, plaats
bleittekebriefje (meestal geld)
blijkkedrogen op gras
blinkschoensmeer
bloemmekeibloemenboeketje
bloesjbluts, deuk
blokkeklompen
blopanshbloedworst
boeignoelvreemdeling
boeik, painsjbuik
boeiltbochel
boejotwarmwaterkruik
boekkigkoppig
boekkig zenlastig zijn, mokken
boeletbal gehakt
boelzoeker, zoekte boel pa!ruziestoker, wil je ruzie stoken!
boesjze de volhelemaal vol
boesjze-de-volboordevol
boeszje de volvol (volledig)
boetbaard
bokalaquarium
booize, lampette, zoeipe, tuitterredrinken
boskapperhouthakker
bottelaarzen
bouvepastuurdeken
bra kaheel / zeer in bv heel / zeer koud
brek, pateike, metteko, vagger, schobbejak, filloe of masjoefeldeugniet
breubroer
brikabrak, kammelotrommel
brikeiaansteker
broebelemompelen
broein, stajer, scheilzat, stuk in aa uur, scheilkrimineilstrontzat, poepeloere, nemi wieten van welke paroche dage zet, serieus getapizeit zendronken
broekschaaiterbangerik
brosnul
broskekort kapsel
brossespijbelen
bruidele, achtergoo, schaate of een aake leggekakken
bruutbrood
buistelborstel
buleteischoolraport
bus (tram) kot (teke) bushalte, tramhalte
bwatbrievenbus

D

da des van keske schietdat is onnozel, dat trekt er niet op
daazen, vlammen, peezensnel rijden
daszjterein de modder lopen of lomp doen
daujdeur
de fassvoorkant van huis
de gemaintede gemeente
de parrol doon of e parrolleke doonhet woord voeren
de plonzjafwas
de staadstadion
de vietkruipkelder
deebarrabezemhok
deefoogebrek (niet lichamelijk)
deigazjeireontruimen, plaatsmaken
delperdorpel
den inkomhall in een huis
den troephet leger
derajeurversnellingsapparaat
destagdiensdag
dijveduwen
dikke nekhoogartig persoon
dikkenekkighoogartig
dikkesdikwijls
dobbeldubbel
doe gefluistdaarstraks
doefduw of slag
doeffesheet, drukkend warm (weer)
doeiveszjapperduivenmelker
doemperoken
doeszjkedoos
doevaujdaarvoor
doneffestdaarnaast
doszjduitser
dreitsspat
duuf, aa ii frut in duuredoof
dwijsdwars
dwijzent daujdwars door

E

een koerbbocht (in de weg)
effaurinspanning
eiffaurmoeite
eine tikkenaartoe gaan
eintruptuirschakelaar
eiringharing
eite en wuiteleerwten en wortelen
ekserseesseoefening
erruirfout
etasjzeirkerekje
ettefretterchagrijnig iemand
ettekopkoppigaard

F

faajtfout
fafoelverwende
fafoel, stoeffer, dikke nekopschepper
fafoelleverwennen
famillejuwielenkloten (teelballen)
fasadeklaischerschilder
faursterkte figuurlijk
favorisbakkebaarden
favuirgunst
feibelzwak, zwakte
felle fieneleuke vrouw
fermknap
fikfakkeflirten
fileiboodschappentas
filloesnoodaard
flaflauw
flebbe, maafrotter, maaveigermouwveger
floeit, tisj, sjarel, vaugel, flosj, jef, klet, zwozze, peetpenis
floksoepel, lenig
fluis, sebeet of astriestraks
foetele, triszjebedriegen, valsspelen
fotuilzetel, bankstel
frak, paltaujas
freins, freineireremmen
fret, boefeten zelfstandig naamwoord
frette, boeffe, noe binnen speile, in aa kas sjloegeeten werkwoord
froecheleir, arrangeur, linkadaurfoefelaar
fruttepatat of frieten
fuurkermis

G

gaasgas
gaasveugasfronuis
gaatgeit
gastoeis of klinikziekenhuis
gazetkrant
gazettemandagbladhandelaar
gebeld zaaingek zijn
geduirich ooncontinu
geirarioemgeranium
geirnootgarnaal
gekloesjzt aareroereieren
gesgras
gewentegewoonte
gezooijen of rei hespham gekookte of rauw
gielgeel
giene mjajeinniets
gievelgevel
gijluugenverlangend kijken
gleittigglad
goei bouter (gezaaite) roomboter (gezouten)
goei sluirgoede ziel (vrouw)
goensjdagwoensdag
goestezin, goesting
graaize, buidellehuilen, wenen
grap of meestal grappeketros (druiven of..)
grat neffesjuist naast
greungroen
grijpriek
gritselhark
groebbesloot, gracht
groentemarchant of legumemarchantgroentenwinkel
guibbele, spaave, betonneireovergeven, kotsen
guit, kloesjwaterstraal
gustgustaaf

H

handteifhandvat
hasjelbussel
heuske, tgemak, kabinet, juul of de koerwc
hoeishuis
hoelekolen
hoelemboorkolenhandelaar
hoeleniemer, hoelembakkolenkit

I

ielegans, grathelemaal
iemeremmer
ien, twie, draa, veer, vaaif, zes, zeive, agt, neige, teeneen, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien
ienkel geldkleingeld
iete boelliehete vrouw
ieten boekhete man
in danne klasjein de handen klappen
in posseeze zaainzwanger zijn
in stoemmelingsin het geniep
in tetsop tijd
in zaain klute kraaigehet onderspit delven
indreitsenergens invallen, u mistappen
int snotje emmevermoeden

J

jakkejan
jauntvelg
jawadde, klet marjetamaai
jeiraarde, grond
jeirbeisaardbei
jukseljeuk
justeirewaterput
juuzekejezus

K

ka keekfrigiede vrouw
ka of kaaitkoud
kaais of kaaisekous
kabberdoesj, kavitsjecafe van slecht allooi
kabinetbureau
kaderschilderij
kadijne of kadeikes, joengelekinderen
kadukscheef
kaffeiklaszjkoffiekransje
kagoelbivakmuts
kalantklant
kaliszjentienoen, stommerik
kaliszjestokzoethout
kalot of kalotteke of perukpruik (vnml voor mannen)
kalpein, kabbasboekentas
kalsononderbroek
kamelotbocht of bucht of slechte kwaliteit
kamiejonvrachtwagen
kampernoelliespaddestoelen eetbaar
kanif, pennemeszakmes
kapsulkroondopje
karaukesruitjes
karnoevaugelkanariepietje
karuirgestalte
karwatszweep
kas of keirromp, torso
kasjoebereir, kasjoeberes (vrouw) voddenraper
kasjot, den amigo, den bakgevangenis
kaskhelm
kaspoesjeirstofjas
kassuulkookpan
kaurkoord, touw
kaureskoorden, tauwen
kazakkendroojeriemand die snel van gedachten veranderd
keekkip
keekebisjkippevel
keekebisj, de poepersbang
keekekotkippenhok
keekevlieskippevel
keifkooi
keirkar
keirevegen
keirhoeisstalling voor karren
keirrekerolstoel
keiskaars
keit, keiteketting, kettingen
kelverkervel
kesmiskerstmis
keustkorst
kezzenekersen
kieskaas
kieskophollander
kikveus of veuskikker
kinderkoesj, poessetkinderwagen
klapetroddelaar
klasj, klasjkopkaal
klasjenverven, schilderen
kletpardoes
klet marjetamaai
klever, otokolausticker
klitselkleding
kloddeschep (een goede schep mayonaise bv)
kloesjzeroeren
knabbelingskehapje
knatselenbeitklokhuis
knoeffeleirprutser
kodakfototoestel
koeikoe
koejonneirekloten (werkwoord)
koekebakkepannenkoeken
koemerschapgereedschap, alaam
koerosjzemoed, durf
koesj, otto, bak, vwatuurauto
koetsigaret
kojke trekkekaartspelen (werkwoord)
kojkkegaatje
kojszvraakuisvrouw
kollijm
komikgrappig
komissesboodschappen
konfirmoossebevestiging
kongeivakantie
kongeiverlof
konseir a la knoebelconcert (slecht)
kootkwaad
kootkwart
kootekaarten
kopeivriend
korbiejaardoodswagen
korniszjdakgoot
koteerwijk
kotijkant
kotteerkwartier
koukkeskokin
koze, koskeneef
kraatkrijt
krakleisuikerbroed
kramiekrozijnenbrood
kramikkelgebrekkig
kreekelierkriekenboom
kreftenmopperen
kreimijsje
kreitelaakergerlijk
kroszjteirehaken (met breinaalden)
krot, of in de uitdrukking 'das giene krot' wil zeggen dat het iets waard isrommel in waarde
krumkrom
kuisverkiezingen
kuitkort
kuitsekoorts
kulloo emmedurven
kurijuize nuize mostoetpotnieuwsgierige
kuulkool
kwafuur, koepkapsel
kwazjeidioot
kweidellemiserie, ook maandstonden

L

labbekakslappeling, moederskindje
lameirkletskous
lampadeirstalamp
lappegeld grote briefjes
laujgenierleugenaar
lawaaitmoeke, lawaaitmoeker (persoon) uw mening luid bekendmaken, grote mond opzetten
lawaatlawaai
leebervrij
lei-en (tes al lang (k) lei-en) geleden (tijd bv het is al lang geleden)
leifkeonderhemd
leirzeemvel
lemmelam
lestelaatste
lieperlepel
lierladder
linkadaurrare
liszjleiband
locht, lochterlicht, lichter
loemmerschaduw
loerik, lamzak, papzakluiaard
loetekuren
loweelouis
luplip
luppeFilip
luuleeuw

M

maasemeid
madeulleereteken
makadamasfalt
mamemoeder
Mankeiremissen
masjermetselaar
maske, gaminne of mokkemeisje
maskesvliessnoepje zacht met suiker
maszjemetselen
matuvusnoever
matuvu, stoefferbluffer
maurmodder
mee (ke) marie
mei, teif, waaif, vraa, vraakevrouw
melberknikker
memberlid
memmenzeuren, ouwehoeren
menoszjehuishouden zelfstandig naamwoord
metmarkt
mettekau, zot, gebeldegek persoon
mettekoaap (deugniet)
meuchmoe
meutekeskneenedikke knieën
meuttekalf
miemelhoutworm
miesterbaas
miestermeester
miesteressbazin
mingele, kloeszjemengen
mit, foef, moeis, proeim, snei, schuir, poos, konanjke, panne, mossel, kut, mizjolvagina
moegere sprinkoet (sprinkhaan) mager persoon meestal vrouwelijk
moejervrouw
moembakesmasker
moesjmuts
moestasjsnor
moindmaand
moindagmaandag
mosselwilloos persoon
mostoetmostert
mostootmosterd
muggetette, zes een plank mei twie puneiskesborsten kleine
muirchgaar
muizzeljanboel (bv een worst die kapot gebakken is)
musseschrikvogelverschrikker
muudemoorden
muudeniermoordenaar
muurwaterketel

N

na direktzo meteen
naaicherg
naftbenzine
nauisdoekzakdoek
ne keuttejenevertje
ne lange zwikzwakgrote mens
ne miniet meer
neeveransnergens
neffestnaast
nen diskslijpschijf
nen tesnesdoek (Duisburg) zakdoek
neufjoornieuwjaar
neusnieuws
neutnieuw
noegelspijker
noegelen boeiknavel
noellenaald
noen, achternoenmiddag, namiddag
noenkel, menoenkeloom
noikeliernotenboom
nuut (ni) extra:'nuut ofte nuut ni'nooit

O

oechelestruikgewas
okkozjemogelijkheid (profiteren van de mogelijkheid)
olaars
Ons, maan wanjeVrouw (mijn , onze vrouw)
op aa sjik baateafzien
opneimvoddedweil
osthaast (spoed)

P

paaispaus
paazedenken
paljeeoverloop
palmezwemvliezen
paltoumantel
panszjepensen
papeepapier
paraaprei
partiweg (geen straat)
passijde (wiek) verleden (week)
pataat, kartasj, doefslag, mep
pateikeflierefluiter
pauntverval (helling)
paut, poeikepoort, poortje
peerregenworm
peetzak, szjanzaargelukzak
pei, pajt (ook voor vader) man
peillepataataardappel in de schil
PeipelVlinder
peiremiesterveearts
peireschjeitpaardenstaart
peiruugspiegelei
peitpaard
pelze frakbontmantel
permissetoelating
pernepelingverschoppeling
perseesprecies
pertangnochtans
petrolaardolie
petrol of beuzze geiveer in vliegen
piepierre
pieperpeper
pieperkoekpeperkoek
pierpeer
pierelierpereboom
piketpaal
pikkelebenen
pillebaterijtjes
pille aaithoutstapel
pilleirbaaiterkatholiek
pillichtzaklamp
pinkeknipogen
pinnekesdroodprikkeldraad
pissaanmannentoilet
pisselutpaardenbloem
pissen, zaaike, pattatjes afgeete, neki zee of ik nog e menneke zen (man), maain salou schudde (vrouw) plassen (werkwoord)
plaanluchthaven, vliegveld
plaanplein, luchthaven
plakautoplaat
plaknummerplaat
plancheiplankenvloer
plastron of kravatstropdas
plekkesmeren (boterham)
plekke (baukes of bauteramme) smeren (boterhammen)
plekkerstucadoor
plekpotvuilaard
pleksellijm
ploet, sollegeld
plosjplaats
poejerpoeder
poejntpunt
poelinkpaling
poembakaanrecht, lavabo
poepkolsperma
poetrelbalk in metaal of spant
polpaul
pollekeshanden
pomaatzalf
pompiers, pompierbrandweer, brandweerman
pooskedutje
portbaggaasjbagagerek
portefoelportefeuille
posjenssegeduld
possaarepaaseieren
possepasen
potrettentrekkerfotograaf
potstampervoetballer slecht
pottepei, zattekluut, zattepei, eemand mei zier oan zan kneene, stameneivoote, geneivelnauis, druugeleiver, kontwaarpisserdronkaard
pranillebonbons
preemebreinaalden
preiloon, wedde
preikirmeikever
prestopotstoompan
prinsipolsztevoornaamste
ProgeGemeente
pruitgulp
puitesangst
pupiter, burraubureau

R

raaisboinke (winter op ijs), schoeifaf (speeltuig) glijbaan
raaizeglijden
raarzeldzaam
rakletaftrekker bij het dweilen
rakoersiwegafkorting
rakoersiekortere weg
rateiremissen
rattestelen, pikken
rautrij
rauzigrazend
reirauw
reijonafdeling
reizonneireredeneren
rekkerkeelastiekje
rellessporen trein
retenunablijven op school
riegeboois, een guitregenbui
riegenen, draszjenregenen
rijein de knotsniks
rikkeeric
roestinekefietsbandplakker
roeszje, inroeszjewrijven, inwrijven
roeszjtroest
roet (kort uitspreken) weg (straat)
rosvrouw (stoute)
rosse of kauperdroedroodharige

S

saassaus
sagternoens's namiddags
sajetwol om te breien
saldootsoldaat
salousla
sansoenestutbalken in de bouw rechtopstaand
schaaschouw, schoorsteen
schaaverschouder
schampaveeweg (geen straat)
schapraukast
schaulvosleraar
schautelvoddevaatdoekje
schaveigerschoorsteenveger
schaveigerkezwarte roodstaart
scheetbarakpopulaire vrouw
scheetbarakschiettent
scheildeksel
schetse (voorwerp) schaverdaane (werkwoord) schaatsen
schiefpoepe, neffes de pot pissevreemd gaan
schiefpoepervreemd gaander
schierschaar
schjeitstaart
schoeffelinkhoutkrullen
schoettescouts
schoetterknikker
schoonschoen
schramoelleasse (kachel)
schuifelekaartdelen
schuipstoofvlees
schuippesweg (geen straat)
schumeikeschoonmoeder
seevie of seeviekeplug
sertoevooral
sijgewaudigtegenwoordig
sinsepinksteren
sissefrancis
sjappeluurbroodkruim
sjerpsjaal
sjikkauwgom
sjloekkergulzigaard
sjozjedeken voorwerp
slaplabaar of oemnoezeleonnozelaar
slaptituudzwakte
slasjepantoffels
slauter (s) sleutel (s)
sleizzeslede
sletzeslippers (strand)
slijperpotloodscherper
smaureroken (tabak)
smausjood
smerges's morgens
smoddersnoep
smooleboos kijken / zijn
smoolentrekkeriemand die gekke gezichten trekt
smossen of zjaberemorsen
smozjteresnoepen
snievesneeuwen
snoenes's middags
soemechtesommige
soepapventiel
sooves's avonds
sparadrapleister (wond)
spausseportie
spiekespuwen
spinnekopspin
spinosjespinazie
spinosjestoemper, kop-en-gatkleine man (gestalte)
springkoetsprinkhaan
sproeit, pikeurspuit
sproeitespuiten
stamenei, kabberdoesjcafe bar
stauresgordijnen
stefstefaan
steikelbeiskruisbes
stekskes, alumettekeslucifers
steutstort
stijseltruttrien
stilloans (uitspreken op zijn frans) stilte (uitroep)
stinkoetstinkert
stoeffenpochen
stoeffer, dikke nek, aa paast da de nulmeridiaan dauj zaan gat luptpocher
stojzeverdieping
stoolstoel
stoossestation
stoufkachel
straaikplat, uitgeteld
straiekesstrijkster
strautkeel, hals
stroetkeiderstraatveger
stuittemorsen
stukketstuk
stuutkeirstootkar
supaursteun
sussefrancois
sweilesterwijl
szikanuirzeurpiet
szjanbrantdeurlijst
szjarletang, bedreeger, trichootbedrieger
szjeessespoeden
szjerpdas, sjaal
szjestepeidruktemaker
szjikolatchokolade
szjoeskeafscheurstrook
szjozjetaatvereniging

T

t aaigestehetzelfde
taffeletreuzelen
talluurbord (eten)
talluurlekker vant gastoeisprofiteur
tanke, matanttante
tant, tannetand, tanden
tapizeipapeebehangpapier
tapizeirebehangen
taut, freis, smool, bakkes, smikkelgelaat, gezicht
teiredurven
televeestelevisie
temberpostzegel
ten noste kivolgende keer
ternoeerna
ternoodaarna
terraraintegendeel
terveurenesstervuurse
terveureniertervurenaar
tesbroekzak
tettegarielgrote borsten
tetten, memmen, loezenborsten
tifferenteverschillende
tiretrits
tisj, ket, ket boudain, menneke, fiston, kadijkekleine jongen
toddellehakkelen, stotteren
toefeltafel
toefeling of pandoeringpak slaag
toeffeling, pandooringrammeling, pak slaag
toernavis of toernevisschroevendraaier
toeszj emmesjans hebben (man en vrouw kan)
toospeltveiligheidsspeld
toot, gatootaart
traatrouw, huwelijk
travakke, boeilte, e slaszjke daujgeivewerken hard
trekzakaccordeon
tresvlecht (haar)
trichevals spelen
triezeevergiet
trikkepatrick
trisjootvalsspeler
troktocht (wind)
trompeiremissen
trompeirevergissen
trottocht (stappen)
trottinetstep
trotwaarvoetpad, stoep
truwieltruweel
tsingel tsangelautomatisch orgel
tsjipkekuiken
tsjoektsjoektapijtenverkoper, arabier
tsjoepkestepels maar ook dopjes
tuveneirtovenaar
tvleegend schaat, de vleegende seuskes, schaateraa, afgankdiarree

U

uffrajuffrouw
uirkvervelend persoon, kwal
umhemd

V

vajnstervenster
vajntvent
vajt, vajttichvet, vettig
vallinkverkoudheid
van aa kuist moekereklameren
van zaaine sus gooflauwvallen
vaneir, optneuftopnieuw
vantaadsoms
vapuirsopvliegers vrouw in overgang
varauis, golleftrui
varissespataders
vaugele, kette, jasse, poepe, van aa tiene geive, szjamaar geiveliefde bedrijven
vauidielvoordeel
vauj de madams zaainhetero
vaujoetvooruit
vaurreet
veeseigenaardig
veezen apostelraar man
veloofiets
verdistrueirekapotmaken (machienes meestal)
veredikecht, waar
verkètvork
verleptverwelkt
vermassakreirestuk-, kapotmaken
verneetgratis
verroeszjtertverroest
versnoeftverkouden
vertrekkamer
verveitangst
vesnieuw
vesspas (net, juist)
vessumwreef
veuvuur
veu wawaarom
visbakaquarium
vitesseversnellingen
vlagge, drappauvlag
vlassehard werken
vlekblik (zeer soepel metaal)
vlek (ook gebruikt voor slechte harmonie) metaal messing
voddenelompen
voedderverder
voeilkeirvuilniswagen
voejeringvoering (van jas bv.)
voenkneus
voesj of voetsvoort
vosjztvuist
vraadagvrijdag
vroemterug
vuivechterhaantje-de-voorste
vwaar eitot ziens
vwajozzereis

W

wa-alweeral
waainbeizedruiven
waaivetoekervrouwenmishandelaar
waigne of 'dei van ons' of korter 'dons'echtgenote
warreward, edward
weg en weiheen en terug
weidewaarde
weifweduwe
weifenierweduwenaar
weizzelewoelen
wiekweek
winketloket
wiszje waszjeverward
woelekop, woelekaiietwaal
wuittelwortel
wullewilde (persoon)

Z

zaain tiene oeitkoszjezijn echte best doen
zaaine kies loete, om thoekske goan, om ziep zaain, za kopke erba neirlegge, de prees oeittrekkesterven
zaaitzout
zaulzool
zeebeisaalbes
zeinezenuwen
zjaar (grute zjaar) air (trotse)
zjat kafei of bol kafei (kom als kopje) tas koffie
zjosjozef, georges
zjust, arrajuist
zjuwiele, biezjoesjuwelen
zoegezeuren
zoenkverzakking
zoevelzand
zoojenkoken (water)
zoolzadel
zooterdagzaterdag
zuugemeneseringen of jasmijnen
zweerschommel
zwelmzwaluw
zwemkomzwembad
zwetzwart
zwetzakzwarte
zwietpateikeszweetvoeten
zwozzezwoerd van spek

15 opmerkingen

  1. De staande wip was vroeger een verwilderd stukje natuur. De kinderen mochten daar niet komen. Hen werd verteld dat de ' tienesnaars' tenensnijders daar woonden.
  2. Een voorbeeld van onze i's is wel. De zin ' wie heeft dat gezegd ' ' Waa iet da geziet'
    Wij Wieten ook alles in Brussel Weiten ze alles. Blijkbaar ligt de wieten / weiten grens bij ons.
  3. Tervuurse wijken / plaatsen: de paroche, de sitei, de kapelle, de peiremet, de veste, den toebaksberg, t' aaike, de veer smoelen, de verkeskaute, de loeizeplaan, het steut, et ruu wegske (in t park), de kaikesberg, den avenue, auver den avenue, de klasjkop (stuk bos bij de golf), de veer winne, de musei, t rond poeint, de rododendrons, den berg van termoeint, de laiterie, Panquin (kazerne), de wip etc..
  4. Thuis zeiden wij tegen een manuele ontstopper in rubber een kakstamper. is zeker geen tervurens maar wel een leuk woord
  5. Wij hebben een straat genoemd de Gemeentestraat. (ook de zwette belle stroet genoemd) Volgens een kleinzoon van de boer, zijn naam Dekelver die daar woonde, wou de gemeente de straat die mr Dekelver zelf getrokken had naar hem noemen, maar hij wou dit niet. Hij zei dat dit een gemeente straat was. Dus en zo geschiede onze 'gemainte stroet' kreeg zijn naam
  6. als je tegen iemand van de buurdorpen zegt dat je van tervuren bent, krijg je altijd. ' ah ge zet van Tervieren' om onze i klanken in de verf te zetten
  7. bij de slager werd, als ik klein was, zelden kilo's gebruikt. Alles ging in ponden of halve ponden. Alles er onder was wel in grammen!
  8. bij het knikkeren speelden we in het putje. daar hadden we een eigen taaltje. Als we fermi zeiden dan was het verboden. bv ' fermi lingers' dan mocht je met uw schieter (schoeter) geen slingerbeweging maken tov het putje
  9. de kozz was ne cafeloper en volgens de overlevering zou de dokter hem gezegd hebben dat elk pintje een nagel in zijn doodskist zou zijn. Hij antwoorde: awel doktoor den goot maain kist e steikelverke zaain!
  10. een van de fanfares werd het vlek genoemd. Vlek is een woord voor blik zo een soepel slecht metaal. Was dus denigrerend woord voor koper.
  11. er stoet ne gruute pierelier vauj ne giele gievel in de pieperstroet: er staat een grote pereboom voor de gele gevel in de peperstraat.
  12. er was een winkel in de Hoornzeelstraat iedereen zei daar het bij 'netlangpang' was. Het was een speel-en snoepgoedwinkel
  13. in tegenstelling met de Nederlanders ervaren wij niet echt de verschillende uitspraken van een woord als zijnde een nieuw dialectwoord. Wij wonen wel dicht bij de taalgrens en zijn natuurlijk zwaar door het frans (o.a. via het onderwijs) beinvloed. Dit geeft natuurlijk ook extra woordenschap door het dubbelgebruik. bv kaars en bougie wat dat laatste meestal de ontstekingskaars in de auto is. Sommige woorden worden ook enkel in het frans gebruikt.Het nederlandse woord is bijna onbekend. bv schroevendraaier is tournevis! moeten deze woorden dan wel als dialect aanzien worden? Ik denk van wel.
  14. tijdens de 2de wereldoorlog vroeg een Duitse soldaat aan een terveureness: Haben sie Papieren Mit (vagina in het tervurens) ze antwoordde : Zeg ik zeg toch oek ni da ga een kartonnen floeit hebt!
  15. typisch voor het Tervurens zijn de vele ie's en de eu's die auj's uitgesproken worden. bv een Leuvenaar wordt ne laujvenier of een gueuze ne gaujs, een deur wordt dan een dauj