kampers

kampers bevat 50 gezegden, 903 woorden en 11 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

50 gezegden

't Is van pis in bedde nao poep in bedde.de verandering maakt het niet beter
‘t löp mien dunne deur de broekBang zijn
An de achterste päppe lègenSlecht bedeeld worden
Breek mien de bek niet lösDat kan ik beter voor me houden
De ogen staon em krang in de kopwoede en boosheid straalt hem uit de ogen
die leest de bule van Zijlstrahij / zij doet zich als een wijze voor
Eerst mensen, dan ang-orenEerst grote mensen, dan kleine kinderen
Ei'j is an de kärrekeHij is financieel bankroet
Ei'j löp zich te post en te peerdeHij is extreem actief om iets te bewerkstelligen
Ei'j löt de klokke niet kold wöddenHij blijft geen seconde te lang
Ei'j sket ledder over waangHij is ernstig aan de diarree
Ei'j vret de töppies van de gärvenhij pikt het beste er voor hemzelf uit
eij ef aar bi'j 't jonk edruktwanneer een meisje -onbewust- zwanger wordt
eij ef een stemme umme cocos te kloppenhij kan niet zingen
Eij is as un grootmajoorHij is dronken
Eij is krengerig in de bottenHij is chagrijnig
goa de konte met voesten sloanopdracht aan kinderen die zich vervelen
Graag of aggies nietGraag of helemaal niet
Ie kunnen mien de konte kussenLoop naar de pomp
Ie mutten niet gaon lippenJe moet niet gaan huilen
Iemand over de neuze spi'jenIemand ad rem van repliek dienen
IJ ef aar bi'j 't jonk edruktHij heeft haar zwanger gemaakt
IJ ef de goed-wies kepotHij is gek
IJ ef de konte dicht eknepenHij is gestorven
IJ ef de krenge inHij is boos
IJ ef de piepe volHij heeft genoeg drank gehad
IJ ef een leem' as een luus op een zeer eufdHij heeft een mooi onbezorgd leven
IJ ef mörref in de bottenHij is sterk
IJ ef un kop as un tuun-amerHij heeft een dikke kop
IJ is köt veur de konteHij is nogal snel aangebrand
IJ is nietsigHij is snel geïrriteerd, geprikkeld
IJ is zo nakend as een luusHij heeft geen cent te makken
IJ is zo ändig as een böstrok met luuzenhij is onhandig
IJ kan wel een vere van de bek ofbloazenHij heeft alles goed voor elkaar
IJ löp as een ane met stront an de potenHij komt verwaand over
IJ löt de proele ang'niemand die begint te huilen
Koom ie ‘t licht uutdoen?Laat komen op een verjaardag
kranewaken's nachts doelloos in huis rondlopen omdat je niet kunt slapen
Melkbusse skietenCarbid schieten
Netties? Netties woont op't eiland en Meneer die woont ernoastNetjes woont op het eiland en Mijnheer die woont ernaasthe
Niet elk skot is een äntvogelNiet alles lukt in een keer
Niet elke bluui wödt vrucht.Niet alle bloei wordt vrucht.
Piano (ook pianissimo) an doenRustig aan doen
stront wie ef oe e'sketeniemand die zich boven zijn stand gedraagt
todden, IJ löp er overal mee rond te toddenzeulen, meeslepen
Ut is te eui'j of te feui'jut et is alles of niks
we gaon op uus op anwe gaan naar huis
We mutten poot-an speulenWe moeten opschieten
ze is met de kont op de loopmeisje dat graag met jongens omgaat
ze zuken nog een ouwe'oer op de Zalker nachtboottegen iemand die tot vervelens toe het woord voert

903 woorden

(een) kladdeheel veel, een heleboel
diek dijk
's nachens's nachts
't ukienhet hoekje

A

aaltegier (mest)
affekaotadvokaat
affeköötienadvocaatje
affeserenvoortmaken
aggiesnietin het geheel niet
akkefietienakkefietje
akkeskoenenhakschoenen
allebästend kwaoderg kwaad
alleend (ook: allenig)alleen
allemaoleallemaal
allow dantot ziens
alloziehorloge
alluunaluin
almenakalmanak
altied, ook: altoosaltijd
ampätapart
ampättigeideigenaardigheid
anaan
an-alenaanhalen
anbelandenbetreffen
andesummeandersom
andievieandijvie
andreienaandraaien
anehaan
anniesblukkienanijsblokje
anplakbödaanplakbord
anrechtaanrecht
anskaffenaanschaffen
anslaonaanslaan
anspraokeaanspraak
anstaondeaanstaande
antreffenaantreffen
Anvuul'nAanvoelen
anzeggeraanspreker
aokehaak
aolaal (paling)
apart geslunsEten dat onbekend voorkomt, buitenlands
apeneutienpinda
apteekapotheek
asals
As de wiedeweergasnel, rap als de weerga
asseas
astoebliefalstublieft
azienazijn

B

babbelegoegiessmoesjes
Baliegrote kom of kop (koffie)
beskuutbeschuit
beskwiegienbiscuitje
bessembezem
beuntienboontje
beuntiesboontjes
BeutienBootje
BewaarskoleKleuterschool
bezeupendronken
biebelbijbel
biechtökkienbiechtstoel
bielebijl
bieltienbijltje
bietienbeetje
blaozeblaas
blaozenblazen
blèrenhuilen
Boederi'jeBoerderij
boekbuik
boezelaarschort voor in de keuken
bollestier
BollewärkHet Bolwerk
boneboon
bongel an't beenlastpost
bongelenbengelen
bonkeheel veel
bonke (vb.: eij ef een bonke geld)veel
BoomkärkeBovenkerk
brandkästebrandverzekering
brandkörebrancard
braodenbraden
breurbroer
breurtienbroertje
breutienbroodje
brille (ook: fok)bril
brillegienbrilletje
bruggebrug
bruggienbrugje
brulaapveelvuldig huilend kind
brulleftebruiloft
brummelbraam
bruunbruin
bujjebui
bukkembokking
bulezak
bult ( vb.: eij ef un bult zörgen)veel
buttienbotje
buuglopenIjssterkte testen
buultienzakje
buzebies (plant)
bästensvolovervol
bölkerdschreeuwer
bölkwaterlimonadegazeuse, champagnepils
börgerburger
börgersburgers
böstborst
böstel / bösselborstel

C

compjoetercomputer

D

d'Eiligestegede Heiligesteeg
dakskerekleinigheid
Dankoemeneertien draangnTweedehands kleding
daotumdatum
de citroen uitparsenplassen (vrouwelijk)
de eerappels ofgietenplassen (mannelijk)
De wasse angt an de liendeDe was hangt te drogen
de-s jaapiedat is jaapie
deernemeisje
deesienMaria kaakje
deledeel (op de boerderij)
denneden
desienkoekje
det (of dette)dat
deuiendooien
deupendopen
deupjörkdoopjurk
deupseeledoopceel
deurdoor
deuredeur
deurgaondoorgaan
deurslaondoorslaan
deussiendoosje
deuzedoos
dikke boekdikke buik
dikke mottedikke vrouw
dikke poetegrote dikke zwerfkei
dissedeze
doddedot
doemeduim
doeveduif
doezeligduizelig
donderpotrotje, astronaut
doodkistedoodkist
dooiedode
dooiendoden (overledenen)
DoojepöttienOverlijdensverzekering
dre (k) bakvuilnisbak
dreikolkedraaikolk
dreimeuledraaimolen
dreugedroog
dreugklootsaaie vent
dreugliendewaslijn
droev'n, ook droem'druiven
drukkerdduw
drupdrop
druppeltiendruppeltje
druppeltien, ook druppiendrupje
druppiendropje
drötnöttelkluns, sufferd
dubbelddubbel
dudelijkduidelijk
dukenduiken
dukerduiker
dukiendoekje
dummeligvergeetachtig
duumpienduimpje
duusterduister
duvelduivel
duzendduizend
dwäsdwars
dwäsbongeldwarsligger
dwäsdrieverdwarsdrijver
däddederde
därm, därmsdarm, darmen
dässedas
dätteldartel
dättienedertien
döstdorst
döördaar
döördeurdaardoor
döörummedaarom

E

eekenolteikenhout
eemeven
Eem stille weenOproep voor kort gebed bij maaltijd
eempieseventjes
Een belleOud verwassen kledingstuk
een beste doesteveel haar
een bulteveel
een ijsientakelbare vracht
eerappelaardappel
eerbezeaardbei
efheeft
effentieseventjes
ègeneigen
ègenöördigeigenaardig

E

eigien, eigieseitje, eitjes
eij löp met de knollen in de kousengat in een sok of kous
eilheil
eiligheilig
eingöördige skötteltiesdukervreemde snoeshaan
ekkehek
ekkienhekje
ekseheks
ele beurezwaar gewicht
elemaolehelemaal
elftehelft
ellebogeelleboog
ellestiekelastiek
elligboos
ellig in de balgheel erg boos
ellig, kwaodkwaad
emp, ook interlökkienhemd
endeeind
eneeen
Engels warrekplantsoen
enkeldenkel (soms)
ennegienhennetje
ereeer
eringharing
esnaaidgesnoept
essees (boom)
eteneten
eufdhoofd
eufpienehoofdpijn
eugiesoogjes
euihooi
eui-ärkehooihark
euibärghooiberg
euivörkehooivork
eulieolie
euliebòlleoliebol
euliekanneoliekan
eurenhoren
ewaarskouwdgewaarschuwd

F

fedusievertrouwen
feeksefeeks
feessien, feessiesfeestje, feestjes
feguurfiguur
femiliefamilie
fenuusfornuis
fesoenfatsoen
fesoenlijkfatsoenlijk
fezantefazant
fienfijn
fienpruverfijnproever
fiesterigkouwelijk
fiks (een fikse bujje)flink (een flinke bui)
finaolfinaal
flapdrollevent van niks
flenelflanel
flessefles
flessienflesje
flikflooienvleien
floemefluim
fluusterenfluisteren
foechelengemeenspelen
foekefuik
fojfoei
fokserenforceren
fotoliesienfotolijstje
frambozeframboos
frommelenfroemelen
färmferm
fösfors

G

gagien, gatiesgaatje, gaatjes
GaitGerrit
gallegal
gallebultegalbult
ganzegans
gaongaan
gasfenuusgasfornuis
gatiengaatje
ge-akballe, gakballegehaktbal
ge-eimgeheim
gebrukengebruiken
gediengordijn
gekgek
gek-eidgekheid
geknooigeknoei
geleufgeloof
geliekgelijk
geliekenissegelijkenis
geluud, geludengeluid, geluiden
genelegarnaal
genoggenoeg
geskriwgeschreeuw
getugegetuige
getugengetuigen
geutegoot
geutestoepgoot
geutiengootje
gevöörgevaar
gevöörlijkgevaarlijk
gevöörtegevaarte
gezichiengezichtje
gezichte of snoetegezicht
gietgaat
gisterengisteren
glasienglaasje
glierbaneglijbaan
glierenglijden
glinderenglijden
gloeperdgluiper
gluniggloeiend
graoperdinhalig type
graoperighebzuchtig
graot, graotengraat, graten
grepegreep (werktuig)
grienderigwaterkoud
griesmaalgriesmeel
gruuiengroeien
gruunteboergroenteboer
gruusgruis
gullepegulp
gunderginds
gäntegent
gästerdIemand die het met hygiëne niet nauw neemt
gästerdonhygiënisch type
gästerdviespeuk
GästuusGasthuis
göorngaren
görgelengorgelen
götboek, ook: balgbuik (heel dikke buik)
göttegort
göttepapgortepap
göttezakgortzak
gööggiensnuiter
gööggienvreemde vogel

I

ieje
iejejij
iemand iets ankatseniemand iets wijs maken
iesijs
iesbereijsbeer
iescoijsco
ieskelderijskelder
ieskästeijskast
IesselIjssel
IesselkanteIJsselkade
Ieswoafelijsje
ij is etikthij is gestoord
ij spoort niethij spoort niet
Ik bin gek op oeIk hou van jou
ik olle van oeik hou van jou
In de smiezen ollenin de gaten houden
in-aalderig (ook: in-alig)inhalig
inisiatiefinitiatief
inskikken, ook: opskinkeninschikken
inskinkeninschenken
inskrieveninschrijven

J

jajemjenever
Jan BoezeroenPlebs
Jan DoedelDomme kerel
Jan met de pettearbeider
jannewarijanuari
jawèjawel
jeweeljuweel
junkienglaasje jonge jenever
junkienJonge jenever
juust (ook: juustement)juist
jässejas
jässenjassen
jässienjasje
jörigjarig
jörkjurk
jörkienjurkje
jöörjaar

K

kammekam
kammenetkabinet
kammeraodvriend
KampenKampen
kannekan (znw)
kappelaonkapelaan
kapsiendescapucijners
katoelekatuil
kattekat
katteklikkienklein kliekje eten
kauwe of kauwgien ook kooigienkooi
keerlkerel
keersevetkaarsvet
keiekei
kele, ook strottekeel
kemiesienbruin volkoren brood
kempanekemphaan
kenariekanarie
keneelkaneel
kepotkapot
kesetcorset
ketrollekatrol
Keumes, ool snoeteGezicht
keuperkoper (metaal)
kezekaas
kezienkozijn
kieftekievit
kiekkijk
kiek les ierkijk hier dan
kiek uutkijk uit
kiekdeuzekijkdoos
kiekenkijken
kippekip
kippekeutelklein kind
kissienkistje
kistekist
klaaierigplakkerig
kladdeveel
klikkienklein kliekje
kloetekluit, of: heel veel
klongelwaardeloos prul
klongelenprutsen
knienkonijn
knieperdgierigaard
KniepkeutelZuinigerd
knieptangenijptang
KnikketiesKnikkertjes
knipmussekanten muts
knooien, foemelenklungelen
knuppenknopen
koeien (Kampereiland: koenen) koeien
koekediefienlieveheersbeestje
koekienkoekje
koespienekiespijn
koestanjekastanje
koezenzeerte, koespienekiespijn
kòldkoud
komföttienenvelop
komme of köppienkom of kop (Voor thee of koffie)
koneginnekoningin
konjakkienglaasje vieux
koppienehoofdpijn
Korea (verouderd), AnzewiekHanzewijk
kraaiepolitie-agent
krangverkeerd, omgekeerd, boos
kraomekraam
kre'poofauteuil
kriegenkrijgen
kriezebezenkruisbessen
kruuskruis
krööteonsympathiek wijf
kumpkomt
kwanteknap
kämmegienkammetje
kännegienkannetje
kännemelkkarnemelk
kärkekerk
kärkörgelkerkorgel
kärmenkermen
kärmenklagen
kärmsekermis
kärperkarper
kärregien, köörtienkarretje
kärrekezaosiecatechisatie
käspelkerspel
kässienkastje
kästekast
kättienkatje
köppienkopje
köppien koffiebakje koffie
köppien koffiekopje koffie
körekar
kösterkoster
köögieskaantjes

L

lampelamp
Lange Bruggestadsbrug
lanteernlantaarn
leerzelaars
legelaag
leugenbästeleugenaar
leupienloopje
liedenlijden
lieflijf
lieklijk
liemlijm
liestelijst
likkienlikje
lilluklelijk
linkheel boos
lippelip
lippenhuilen
look, leukienui
loonliesteloonlijst
loteri'jeloterij
lozeloods
ludenluiden
luimeslapen
luksengelukkig nieuwjaar wensen
lusselus
luuk (ook: loek)luik
luusluis
luzenluizen
luzigluizig
lörkenlurken
löslos

M

maalmöppienbiscuitje, kaakje
maalmöppienkoekje
mandemand
maondmaand
medesienenmedicijnen
mekare / menaremekaar
melkbussemelkbus
mesienemachine
metwöstmetworst
meugelijkmogelijk
meulemolen
meulepeerdextreem dikke vrouw
MeulnbruggeMolenbrug
mienmijn
mien momijn moeder
miendede mijne
momama / moeder
moere, moertienmoer, moertje
moesmuis
mokkeltienmeisje
mollemol
mollebultemolshoop
mòllenvernielen
mulijkmoeilijk
muremuur
muskemus
mussemuts
mussienmusje
muttenmoeten
MuusienMuisje
möppienkoekje

N

n'jskierignieuwsgierig
nagelkezenagelkaas
nakendnaakt
namenaam
naodnaad
naojöörnajaar
naoldenaald
neifebriekconfectiefabriek
neigöörnnaaigaren
nekkenek
nepiesmusseneepjesmuts
nettiesnetjes
neturenatuur
neudignodig
neutenoot
neuteboomnotenboom
neuzeneus
nèzerigzeurderig, chagrijnig
ni'jenieuwe
ni'jgiennieuwtje
ni'jjöörnieuwjaar
ni'jsnieuws
nöstnest

O

oehoe
oejouw
oeu
oe bek ollen (olt oe bek)Bek houden
oeleuil
oentende, ook oendede jouwe
ogenogen
okkehok
oldoud
old wiefoude vrouw
oldeoude
OldestraoteOudestraat
ollen vanhouden van
Olt oe koesthou je rustig
oltoauto
ondhond
onderzûûkonderzoek
ònzeligonverzorgd

O

oplazer, oplewaaiklap
opoeoma
opreienboos maken
opsaaienophitsen

P

PallesoatVreemde burger
pannepan
paolepaal
PaosenPasen
peerdpaard
Peere veur de bekstomp in het gezicht
PennefokserVrekkig zuinig type
pestoorpastoor
petreuntienpatroontje (klein baasje)
PettePet
peutienpootje
pezepees
Pielemoppegevulde koek
pielemoppeplatte gevulde koek
pienepijn
pik an de lippeLikeurtje
pik an de lippezoete drank of likeur
pikkeuteliemand met onverzorgde uitstraling, tokkie achtig
pinkestallegien, ook beddesteebedstee
pissenplassen (ww)
pissen, strullen, zeiken (plat)urineren
plakkeplak
platte titteronde gevulde koek met amandel
pliesiepolitie
pläkkienplakje
PodderSmeer, viezigheid
poelegieseendjes
poelegrapaardigheidje
poelänteeend
poemelklein zwaar gewicht of kind
poernpeuren
poernpeuren (op paling vissen)
poessienpoesje
poestepuist
poesterdsmeerlap
Polka öörLang haar
poortepoort
potpot
potenVoetje voor voetje afstand dichten ter bepaling winnaar
praotenpraten
proellippepruillip
proemepruim
proemedantpruimedant
pruumpienpruim, klein
pruumpiesboerenjongens (alcoholische drank)
präkkienkliekje
prötienpraatje
prötiesmakerpraatjesmaker
pusienpuistje
put-aokeputhaak
putteput
puttienputje
päppespeen, tepel
pöttienpotje
pööltien, pööltiespaaltje, paaltjes
pöörspaars

R

raozenrazen
reren, jankenhuilen
rezienenrozijnen
ri'jdraodrijgdraad
ri'jenrijgen
riedenrijden
riemriem (kleding)
riemrijm
riempienriempje (kleding)
riempienrijmpje
rieperijp (voldragen)
rietsegarelisdodde
rietsniederrietsnijder
rietuugrijtuig
ringienringetje
roekenruiken
rondkeutelendoelloos in huis rondlopen
rondkeutelenijsberen (werkwoord)
roodbössienroodborstje
rookplumerookpluim
roppentrekken (rukken)
rotjonkrotjongen
rotterat
rottekruudrattekruid
rottevallerattenval
ruggerug
rundtienrondje
rupserups
RustuusRusthuis
ruteruit
ruterruiter
rutienruitje
ruuirui
ruumruim
ruumsop kleine afstand leggen (knikkeren)
ruumteruimte
röskammeroskam

S

saggerijnchagrijn
sarrewarregienwormvormig aanhangsel
segaresigaar
segretsigaret
Sing-SingDeel van de wijk Zuid
singsoezeklap
sinksoezeoorveeg
sitruuntiencitroentje (borrel)
sjalesjaal
sjetwollen draad om sokken te stoppen
sjoeksedooiende sneeuw
sjoksenslenteren
sjorriejodsebepaald kinderschoolpleinspel
skamskotschampschot
skaopschaap
skaseschaats
skasenslopenschaatsen (ww)
skeelscheel
skeerbaosbarbier
skeerboaskapper
skeerskuumscheerschuim
skellevisschelvis
skemerigschemerig
skep-iesschepijs
skeppenscheppen
skereschaar
skeresliepscharenslijper
skeukenkrabben
skeukenschurken
skeurescheur
skeure, skeurenscheur, scheuren
skierslank (mooi)
skijt ebben anschijt hebben aan
skijt-uus, skijtleerze, skijterdbangerik
skiklol
skikschik
skilderschilder
skilderenschilderen
skilderi'jeschilderij
skildpaddeschildpad
skilleschil
skimmelschimmel
skoeschoen
skoenenschoenen
skoeveschuif
skoeven ook skoemm'schuiven
skoftpauze (voor het eten)
skoftenpauzeren (voor het eten)
Skolderschouder
skoleschool
skoreme luuszakarmoedzaaier
skotschot
skreien, ook wel skriwwenhuilen
skrikkeljöörschrikkeljaar
skupschop (trap)
skuptrap (met de voet)
Skup onder de konteSchop onder je kont
skuppeschop (gereedschap)
skuunsmarsjeerderiemand die het niet zo nauw neemt met normen
skuuntienschoentje
skärmscherm
skärpscherp
skättienschatje
SkönnOnverzorgd uitziende vrouw
skörftschurft
skötteltienschoteltje
slaopenslapen
slaterignalatig, onzorgvuldig
sliemballeslijmbal
slingerpoalebepaald kinderschoolpleinspel
slondeschort in sigarenindustrie
slukkienslokje, ook borreltje jonge jenever
slöpienslaapje
smeerdekenviezerik, vervuiler
smeerkeutelsmeerpoets
smiesterdstiekemerd
smoelsmidtandarts
smoesiensmoesje
smoksezoen
smoksenzoenen
smousjassen, foechelenbeetje gemeen spelen
snoem'msnuiven
snoetesnuit, gezicht
snoeverduitbrander
snupiensnoepje
SoldoatSoldaat
spatöörespatader
spekespaak
speldespeld
spi'jespuug
spi'jenspuwen
Spin-uusGevangenis
spinne (ook: spinnekop)spin
SpinuuswärkPriegelwerk
spraospreeuw
StappesStaphorst
Steeldiefdief
stieselstijfsel
stieselpöttienstijfselpotje
stietstaat (hij)
strabantbrutaal
straggestrak
straote, strötienstraat, straatje
streugien, streutiesstrootje, strootjes
streuienstrooien
streuigoedstrooigoed
streupenstropen
streuperstroper
striekplankestrijkplank
strukestruik
sukelachocolade
sukelaletterchocoladeletter
SundeklaosSinterklaas
SundemättenSint Maarten
sundeszondags

T

tammeestraks
taofeltafel
teuver-eksetoverheks
teuverentoveren
teuverlanteerntoverlantaarn
tieteen
tiedtijd
tiegienteentje
ToestebolteLisdodde
tonneton
tot kiekestot kijk
trapp'n en gaontrappen en gaan
trappetrap (in een gebouw)
TrapperenBetrappen
tunnegientonnetje
tuugtuig
twiefeltwijfel
twiegweerdtwijgwaard
töfeltientafeltje

U

ukienhoekje
undtienhondje
uppelen, tuksenhuppelen
uppelpeerdhobbelpaard
UsienHuisje
uuruushuurhuis
uushuis
uus-olligehuishouding
uus’enneiemand die niet vaak buiten komt
uut-alenuithalen
uut-eurenuithoren
uutbenenuitbenen
uutdragenuitdragen
uutkiekenuitkijken
uutloperspaknet pak (geen zondags pak)
uutprakkezerenbedenken
uutsieferenberekenen
uutskietenuitschieten
uutvringenuitwringen

V

vapapa / vader
vèiledweil
vekansievakantie
verguptbedorven, doodgegaan
verpoerenIets onvakkundig, slecht maken
verrinneweernruïneren
verrinnewerenvernielen
verspikkenbegerig uitzien naar
veugeltienvogeltje
veuleveel
veurvoor
VezeupenVerdronken
vloerevloer
voorde drukkenvooruit duwen
voorde makenaansporing: vooruit!
vraogevraag
vrattewrat
vri'jdagvrijdag
vri'jdagsvrijdags
vringenwringen
vringerwringer
vrouwevrouw
vutweg
vut gaonvertrekken
vuus teveuleveel te veel
värfkwasteverfkwast
värrever
värveverf
väsvers
vässienversje
vätteverte

W

waangwagen (voertuig)
wasliendewaslijn
wekewoerd
wiedwijd
wiefwijf
wiegewieg
wiegienwiegje
wiesneuzewijsneus
wiesvingerwijsvinger
wiezenwijzen
WipmienkullegienKlein mannetje
wärkwerk
wärkenwerken
wörmworm
wörmswormen
wöstworst
wöttelwortel
Wöttels met lookStampot wortels en uien
wöörwaar
wööreidwaarheid
wöörzeggerwaarzegger

Z

zak-alloziezakhorloge
Ze ef de boek vol been'nZe is zwanger
zeiksnörreiemand die veelvuldig zeurt
zepezeep
zeugienzooitje
zeursokkezeurpiet
Zichtig weerHelder weer
ziekenuusziekenhuis
zoepenzuipen
zoeperdzatlap
zoerkoolzuurkool
zoerproemehumorloos persoon
zoerproemezuurpruim
zolezool
zolte (voorheen: pekelering)zoute haring
zukenzoeken
zulverzilver
zundagzondag
zundezonde
zunigzuinig
zunnezon
zunneskärmzonnescherm
zutezoet
zuukzoek
zuutoltzoethout
zwikgrote hoeveelheid
zwätzwart
zwöör (Kampereiland: zwoor)zwaar
zärkzerk
änsergens
änstigernstig
ärferf
ärfstherfst
ässenshersens
ätstikkegeweldig
ökienhaakje
ökkienhokje
örgelorgel
öördigaardig
öörneuzebemoeial

11 opmerkingen

  1. Als werd gezegd: 'Zeg eens netjes meneer', dan volgde als verbolgen antwoord: Netjes woont op't eiland en Meneer die woont ernoast. Twee boeren die naast elkaar woonden op het Kamper eiland.
  2. Bijna huilen
    Hij 'ef de lipköre 'ang'n
  3. Daar ben je mee opgescheept: Door bi'j mee an-aald.
  4. E-j 't ook eurd? Jan Keuter schreef 50 jaar zijn dialectrubriek onder het vignet en de titel ' 'eij 't ook eurd ' Volgens het Kamper Woordenboek moet er een koppelteken staan in de samentrekking van 'heb je': e-j.
  5. Het Kamper dialect kenmerkt zich door een ietwat ruwe omschrijving van lichaamsdelen. Zo noemt men handen vaak `klauwen of poten` vb: `blief der met oe poten of`. `Ik eb mien in de klauwen e'sneden` Maar ook bij pijn in de buik `ik eb pien in de balg` of bij het stoten van het hoofd `k ebbe mien ässens estoten en bij keelpijn `ik eb pien in de strotte`.
  6. In Kampen lig je niet in het ziekenhuis maar er 'op'. 'Zien mo leg op 't ziekenuus.' 'Det kind ef lange op 't ziekenuus elegen.'
  7. In het Kampers komt in het alfabet de letter 'h' als het ware niet voor. Woorden die in het Nederlands met een 'h' beginnen hebben in het Kampers altijd een klinker als eerste letter. De gedachte dat mensen uit Kampen in hun dialect de 'h' op een verkeerde plaats zetten, berust op een misverstand. Heeft iemand eerst geleerd Kampers te spreken en daarna Nederlands, dan heeft hij / zij moeite gehad en misschien gehouden woorden met een 'h' uit te spreken omdat het dialectwoord in het Nederlands anders klinkt en ook nog moet beginnen met een 'h'. 'Huis' in het Kampers is 'uus'. Wordt het woord vertaald, dan ondergaat het twee veranderingen. De 'uu'-klank verandert in 'ui' en er moet een 'h voor. Dat is net als fietsen voor sommigen lang lastig: trappen en sturen tegelijk.
  8. Kinderen wordt hun plaats gewezen: eerst mensen, dan ang-oren.
  9. Over een meisje dat zich promiscue gedraagt (met veel verschillende jongens naar bed gaat) en niet zwanger raakt, wordt gezegd: op een allemans pad döör gruuit gien grös.
    Voor het vrijen van vroeger (niet veel meer dan zoenen en geen geslachtsgemeenschap) werd de platte uitdrukking gebruikt: mekare op de bek zitten. Iets verder gaan en de onderbuiken stevig tegen mekaar wrijven heette: dreugeneuken.
  10. Ramen en deuren doe je in Kampen niet open maar 'lös': Doe die deure ies lös. Det raam is lös.
  11. Twee dingen tegelijk doen en die dan mislukken. Ie kunn niet lachen en proaten tegelieke.