Walshoutems

Walshoutems bevat 156 gezegden, 1175 woorden en 10 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

156 gezegden

't es de steukke vanienHet is helemaal kapot
't es een erm skeupsel't is een arme sukkelaar
't is ginne vansHet haalt niets uit
A dj'oeg ni vuugt, ...Als je niet braaf bent, dan ...
akrauw dreeIn het niets vergaan
allel e pueteke huutkees bij de bienoor hoaleVlug een potje hoofdkaas bij de beenhouwer halen
Amai, dje gôat zekers oep oer groot êitJe komt er goed voor (iemand die sjiek gekleed is)
As het voezing es, dan goan we voeze.Wanneer het verkiezing is gaan we stemmen
Aus Lievrouw Half OestOns Lieve Vrouw Hemelvaart
Baloene pakke in de wermeshof onder de makrauseleerMeikevers vangen in de tuin onder de seringenboom
Bei wa moet ich oer taat plekkeWaarmee moet ik je boterham smeren / beleggen
Bij de klip rondgaonRondgaan voor het stoeltjesgeld tijdens de kerkdienst te ontvangen
Bin a mee bon djuü, wij es't toch meugelèkLieve God, hoe is dat toch mogelijk
boddelkeirTrekkar voor paarden met 2 wielen
boef spelenMet een spel ex aequo spelen
bultereTarwebloem van de zemelen schieden
Da es gi seuleke wèèdDat is niets waard
Da misstie oeg niDat misstaat je niet
daandeleOnvast lopen t.g.v. draaierigheid
De antroase oep zè lijf hêbbeHeel veel angst hebben
de conceir ès begòsHet toneel is begonnen
De kardonse goan bei petje rulleBestraffing bij een balspel
de kat / hond moet jungen / jungereDe kat / hond moet jongen werpen
De kat hei gejungt / gejungerdDe kat heeft jongen geworpen
de petakke stoawn al skoewn ma ich móet ze nog húugeDe aardappelen staan al hoog maar ik moet ze nog aanaarden, ophogen
De skalei moet gekied /gekoasjt wodde.De stoep moet geveegd worden
De steukke vanien zenDoodop zijn
de zoeg moet kudderenDe zeug moet werpen
Deé es ne mie heel djust bei zen mêmoresIemand die zijn verstand verloren is
dee kan rijme en dichte zonder ze gat oep te lichteIemand die doet alsof hij alles kan
Den dy van enne minsHet lot van een mens
Den tasZolder of schuur waar gedorste graanschoven lagen
dik besnoven, dik besnaadWelstellend, rijk (financieel / materieel)
Dj'êt het no de voinkes gehollepeJe hebt het kapot gemaakt
djaapeineIemand die zaagt en klaagt
Dje hêt mich in men rââpe geschete.Je hebt mij gekwets, benadeeld.
Dje kreig ter gi verloat vanBeklijven, aanklampen, vastklampen
Dje moet leistere of 't zal oeren taar ni zen!Je zal luisteren of je zal wat meemaken
Dje moet oer kuit oape haaveJe moet je ogen openhouden en opletten
Dje mût oer snaat doo ni tûssesteekeJe moet je er niet mee bemoeien
dje zeit mich nogal ne kadei (volw) / ë pateike (kind) Je bent me er eentje
dje zeit n sleimpJe bent een lekkerbek
Dje zôat se vijf elle veur ene frank geveJe zou ze belonen zonder dat ze er moeite voor gedaan heeft.
E getutst eiEen kapot ei
E locht eikeEen zacht gekookt eitje
Een goei djoebEen vrouw die haar hart op haar handen heeft
Een goei djoepGoedhartig vrouwmens
Een goei ot getrokke hêmmeEen stevige middagdut gedaan hebben
Een moef of een brot trekkeEen zuur gezicht trekken
Een slempVrouw die met veel smaak iets eet
elver grausBundel gras
En nà goat dje oeg vuuge, hê.En nu ga je je gedragen, hé.
en oepins stond em bots veur michOpeens stond hij voor mij
ene bloedoepdrang krijgenOnwel worden, bewusteloos gaan
ene torpedo frainAchterrem van een fiets
Enne brooi spekEen stuk spek
es djust ewegHij is juist weg
freis doeng - dje zet ne freizeneerBedriegen v.b met kaartspelen
gasten oegstGerst oogst
gedreize melkGeschifte melk
gengig blijvenIn beweging blijven
Goan heukeNa het rooien van aardappelen het veld nog eens controleren met een tuinhaak.
hangbetSlordige vrouw
he ziet er mar verhoepdjakt eitHij is slordig gekleed
Hée krée genoeg geld in zen tesHij had amper genoeg geld in zijn zak
Hei kum se/ter skoen mennekes verkoepe.Vals, vleiende mooi praterij
Het jug hei felEr staat veel wind
Ich bin dempig gête.Veel (overdadig) gegeten hebben
Ich bîn ver 't behââd van 't plat HotemsIk ben voor het behouden van het Walshoutems dialect
Ich goan mich a bietje doalkappeIk ga een beetje rusten
Ich goan mich e wa doâl kappeIk ga mij een beetje leggen
Ich goan ter men hosse ni bei krinkeIk ga er mijn hersens niet mee pijnigen
Ich hââ mich koêne verduumeIk had me kunnen verwensen
Ich hêb menne voet ûmgekloenke.Ik heb mijn voet verzwikt, verstuikt.
Ich heub den rappe - ich heub den afgankIk heb buikloop
Ich hûb mich vergallopêêdIk heb mij overdaan
Ich huib mich onnuzel gespékkuleid.Zich onnozel denken om tot een oplossing te komen
Ich loat se gewêêdeIk laat ze doen
Ich moet voetsj goanIk moet er vandoor
Ich zen dempig gêêteIk heb teveel gegeten
Iedere Bèlgsj héé enne karêêl in zènne maagIedere Belg heeft een baksteen in zijn maag
Iemand bei zenne kalée pakkeIemand mores leren
iemand ne kloewt aftrekkeMet iemand een grap uithalen
iemand zen hat eitfretteniemand pijnigen met woorden
iet an't bruuZiek aan 't worden
iet in zen stip hêmmeBoze plannen maken
iet rafistoleereIets snel herstellen
Iets drawet krijgenIets gratis erbij krijgen, op de koop toe
in de mot haaveIn het oog houden
In den environIn de omgeving
In gotserenaemeIn godsnaam
in zê beskeire zenongerust zijn over iets
katjuur gevenSnel en inspannend
Keiët mich votsJaag mij weg, stuur mij door
klatjuur geeveZeer snel iets doen
koalk valleBewusteloos vallen
koepkloetslechte kwaliteit
Kom hei mennakeKom hier mijn kind
Kom in en kap oech doâlKom binnen en zet u.
kom in en zet oech / kap oech daolKom binnen en ga zitten
Komen fluizen. (een fluis)Komen knuffelen, (jong kind)
laut het mar potkeireLaat het maar zijn gang goaan
Loep no de faradjieLoop naar de duivel
Loep no de faradjiereIemand naar de *tuut* sturen
Maa-woei-djéeRepliek op iets dat niet correct is.
Me doestig schoapMijn arm kind
Mein veutselsMijn sokken
melooizak van 20 kg
Moe moet ich oeg afzetteWaar wil je uitstappen
Nââ ze dje geskapeidDoor iets bevoordeeld of benadeeld zijn
ne veist loateEen scheet laten
ne vruuteleer ne winkeleerOnrustige slaper
nen allei goan / ne gank goan / de kardonse goanAlleen of door toedoen van een voorwerp snelle beweging maken
Nen doêr. Da es nen doêr.Achterbaks iemand
Nen trasmestieIemand met twaalf stielen en dertien ongelukken
ni kapabel zenNiet in staat zijn, niet slim genoeg.
No de faradjiere huelpeKapot maken (voorwerp)
no de krolle goanNaar de kapper gaan (vrouwelijk)
oep de walm liggeOpgebaard
Oep oer heukke zitteGehurkt zitten
oere kleine of groëte poase haaveCommunie, Eerste of Plechtige
Pas mar oep of ich zet oeg onderPas maar op of ik ......
Piepel zènPrettig gestoord zijn
Plik -plok heiAf en toe aanwezig
poempaf zenHelemaal uitgeput zijn
rond gedretstTe voet veel weg afgelegd hebben
Se in heur / zen eige vet loate stoave.Geen aandacht meer geven aan iemands kwaadheid
skampavie speileEr stil onderuit muizen
SooieIemand die zaagt en klaagt
Spoedoeg e wa.Haast je een beetje
SpôneHoutstukjes bij het uitkappen van een boom
t'is laf weerHet is warm drukkend weer
teige het peenke van de weremeshof stië enne makrauwzeleejr en dauwe zit ∂ pavj∂ll∂k∂ oepNaast het tuinpad staat een seringenboom en daar zit een lieveheerbeestje op
Ten duuRespons op iets dat niet waar of onjuist is
tès mich tien en taanderHet is me nogal wat.
Tes no de voinkes - Tes no de faradjiereHet is naar de vaantjes
Tes parteklier goedHet is bijzonder goed
teutelenDrinken aan t flesje
tis te-mœtjeweitDe moeite waard
tjoeleDroevig klagend wenen
toeffeling dreeOorvijg geven
Toet bakkeAppeltaart bakken
van zen stekke gedreidBewusteloos gevallen
verkammezôleKapot maken (voorwerp)
verskoolt glas bierSlechte pint bier
Verwa zè dje zoe brûtzoadig tege michWaarom ben je zo grof tegen mij
veul broodvet makeHoog van de toren blazen
Wan vivarie es mich da heiWat een hoop brol is me dat hier.
Wei loop djé do gepatronneetHoe ben jij daar aangekleed
weivuel zo da wooge puist ne kirHoeveel zou dat wegen probeer eenmaal
Wetter hoale an de bonWater halen aan de bron
Zenne noenestond sloapeEen middagdutje doen.
zenne peire ziengAfzien
Zet oeg mar e wa afDoe maar een dutje.
Ziet mar da dje oech vuugtZie maar dat je je gedeisd houdt
Zoe zat as 'n èchelZo dronken als een bloedzuiger

1175 woorden

'n bot stroeibaal stro
'n haafelhandvol
't hûske, het gemakw.c.; wc
' t kribbekekerststal

A

a verschôalt glasslechtgeworden drank in een glas
aa karmeloud mens, vrouwelijk
aadbejaard
aad péékeshuisbejaardentehuis
aatskijtebespotten
achterien, rotelinksna mekaar, in rijen
admireirebewonderen
affausgedurig aan
affreus, teriebelVerschrikkelijk, ellendig
affronteirebeledigen
afgankdiarree
afketseafschampen
afkètseafwijzen
afkùùleafkoelen
afleizeaftroggelen
afloerespioneren, afkijken
afoosvoortdurend herhaaldelijk
afpitseafknijpen
AfpuitereAfsnoepen
afransele, aftroeve, sloan, strump geveslaan, slagen geven
afreddeleafrollen, afvallen
aftoekkeafmatten
aftroeveafranselen
ajaafNerveus, zenuwachtig, opgejaagd
akkaduc, dàkercollector
akkaduk, sloekeraquadukt
alfoeësaltijd
allelvlug, snel (in de betekenis om nog vlug iets te doen)
allel, vierevoets, ventelatair, algââwsnel
allemetssoms
allengskeslangzaam aan, beetje bij beetje
alleweiltegenwoordig
almenakkalender
àlsieës goan, lammère goanbuurten

A

alsies vb Ich ben gistere alsies lengs Jean vant muileke geweestEventjes
alternateurdynamo
ambêteireVervelen
an makaanderaan elkaar
annieënaaneen
antroaseangst
aonnêjeaannaaien
appelpruetappelmoes
appeupreongeveer
asals
asseas uit kachella
astrien - estrakstraks
audigonwel voelen
ausons
avenceirevooruitgaan

B

baadbaard
Baaike - woordgebruik meestal tegen kleine kinderenKlein jong paardje
baandband
baand , mv.: bènband, auto banden
baarafdak
baarsjokbumper
bââstmand
bak, witteke, druèppelborrel
baldanspartij
balèinebalein
balêt, balettekegeldbriefje
baljeutrein die alle kleine tussenstations aandoet
BaloenMeikever
baloen - vr.: kostier / m.: mueldermeikever
banànbanaan
barielbareel
basseblaffen
bastáádbastaard
beââdbehoud
beblùdbebloed
beddeleer, beddelosbedelaar (ster )
bedìndebediende
bedoaDrinkbus
bedwosemdbeslagen (ruiten)
beêterbeter
bêêwègbedevaart
begaaienbevuilen
begââjevuil maken
begankenisbedrijvigheid, drukte
begêêvebegeven
begoajt, getappiseed, bezoupe, stiepel, gelampetterddronken
begòsbegonnen
beikbeek
beisnoord-oostenwind
bejoddelebedriegen
bekànsbijna
bekans, hoasbijna
bèkkerbakker
bekmaschinpotloodscherper
beldjemienepinksterbloemen
belebberdbevuild
belêêfbeleefd
belgsjbelg
bèlkebijltje
bemasseld, begoid, besmodderdbespat
bemasselenbevlekken
bemasselenbevlekken, spatten op maken
bemasselenvlekken maken
bemasselt, belebberdvuil (in een lichte versie)
bemoeïerebemoederen
benââdbenauwd
beplâântingbeplanting
bergafwêêtsbergafwaarts
bèrgèchtigbergachtig
bergoëpberop
bergpêêngkebergpad
berrevoêtsblootvoets
beskaâmpbeschaamd
beskoenkedronken (licht)
beskùmmeldbeschimmeld
beslag / attakberoerte
besnêëbesnijden
besprìnkèlebesprenkelen
bèssembezem
bestoan / bestïèbestaan / bestaat
bételbeitel
betìchèlebetegelen
betieënhaabijeenhouden
betiekelebetekenen
betiensamen
betoalboârbetaalbaar
betoëgebetogen
bibbèrebeven
biebak, kazamattbed
bieëldbeeld
bieënbij
biënbenen
bienbij
biënnoarbeenhouwer
bierbeer (varken)
bierkèetjebierviltje
bierpensbierbuik
biësbeest
biljaarstekkeu, biljart~
bingebinden
blêêër of bleurbladeren
BleinBlaar
blesseireverwonden - kwetsen
blessèreverwonden
blessuurwonde
bloar, bleinblaar
bloemkuùlbloemkool
blujebloeden
blummekebloempje
blutbankroet
blutsdeuk
blùùëbloeden
boëf / bùfkebeet / hapje
boef, bufkehap, hapje
boeflètte / syn. : oerlappebof
boegère, oech herdoengbewegen (zich)
boekbuik
boeltbult
BoelterHarder werker
boëm / mv.buumboom
boem, mv. buumboom, bomen
boënboon
boet zenblut, zonder geld
boetzakboekentas op rug gedregen
bokàlbokaal
bonbron
bonzeugskezoetwaterkreeftje
booïembodem
borduurstoeprand
bosbeurs
bòsborst
bos, zak, zekskebeurs
bostelborstel
bosteleborstelen
botermardjènnekesboterbloempjes
bottelaarzen
braddelen - smodderen - stottenmorsen
brèmmebramen
brifkebankbiljet
brilkasbrillendoos
broebbeleborrelen, koken
broebele - moemmelebabbelen (binnensmonds onverstaanbaar)
broebelsacné
broëdbrood
broekschijterangstig persoon
broekskijterbangerik
broespèllebroekklem
broet, ~ verkleinwoord : bruutjebrood
brommermotorfiets
brooiachterbeen (onder)
brooiebraden
brooipanbraadpan, bakpan
brotpruillip
brudzoadiggrof
brueistigopvliegend, driftig, geprikkeld
brunkegestoord lopen, mopperen
bruubroer
bruûdtjebroodje
bruùëbroeden
brükbrug
bûchelleDiep zwaar hoesten
bulsschommel
butecastreren
buùkeneutjebeukenootje
buùkeskotsbeukenschors
bûûte , (ene gebudde koâter)kastreren

C

calpinke, carnèkenotitieboekje
carbuûrcarbid
cendri-jêiAsbak
cerellezurkel
cerellenzurkel
chefgard, kêêtjesknippercontroleur (spoorweg)
chiqaneurnegatief, nors persoon
chocolàtchocolade
cinèmàbioscoop
cirquecircus
civiele begrafenisburgerlijke begrafenis
commifautcomme il faut
commïsseboodschap
compotte - prütappelmoes
concêêrtoneel - toneelvoorstelling
condingenthoeveelheid (inhoudsmaat)
condingentinhoud (hoeveelheid van iets)
constaterevaststellen
contaccontact
contraccontract
cornichedakgoot
coursveilowielrennersfiets
coy boycow boy
cressonwaterkers

D

da hangt mich mën kloewte eiter genoeg van hebben
Daaf - mv = Daaveduif
daakdak
daakloësdakloos
daastedansen
daavebeireblauwe bessen
dàbbe -krétsekrabben
daddadel
das ə veiligheid - veil vuil !Krapuul
davebêrebraambessen
de millaand, in de millaandmidden, het midden
de vitesseversnellingen
dêêre (dêêd dje da doeng ) durven, (durf je dat doen )
Dêk, dekkerDikwijls - vaak , vaker
den afgangbuikloop
den èrmeO.C.M.W.den èrme
den travèèroverweg
dérmdarm
deulleperdrempel, dorpel
DeunDoorn
diëgbeslag
djaanajuin
djat - e djetje - djettekekop, tas, kopje
djee, oegjij, gij, je, jou
djefkesmannenklompen
djélings of oeglingsjullie
djenoffelanjer
djezipkeZwart snoepje
djoebbelestruikelen
djustjuist
djuzzekejezus
djünkesajuintjes
do veurdaarvoor
doëdsbillekebidprentje
doeërachterbakse
doejedode
doenkeldonker
dôes, duuskedoos, doosje
doewzeopenerblikopener
doksoaëloksaal, orgeltribune in kerk
dooëduwen
doofis doofusonmiddellijk, zonder pardon
dowadaar
draafdrijf
Draave - n draafDruiven
Drets - doa is nog mar nen drets euver va gistereWaterig etensoverschot
dreukedraadje
droaièchtige, drojerigdraaierig
droeggebepaalde hoeveelheid (medicijn)
droemboomzaag
drungeledringen
dwéez zendwars zijn
ê bikkebeetje

E

e bikkebeetje (een )
ë krûtje - ë seipateikekleingeestig vrouwmens voor wie niets goed genoeg is

E

e pateikegebakje
e ströntjelolly
èchelbloedzuiger
èchtersteachterste
èèjdaarde
èèjdsbééraardbei
èèjdsbééreaardbeien

E

een brief opschikkenverzenden bijvb: brief
een goei blutsvrouwmens, goed, volgzaam en trouw
een malengerkeeen zwak en mager kindje
eikazijn
eilekeutluchtgat in schuurgevel
erm skooëparm schaap
èrmuuarmoe
èrremarm
èrremearme

E

euverèksetegendraads persoon
euverekse, wringer, dwézerik, doeërdwars (persoon)
euvergeefselbraaksel
ev nen hond - twiej hönHond - Honden
ən bostischeNietjesmachine
ən schaaSchouw

F

faredjiere, stinkereplagen
fel-maeker - da is ne felmaekerbetweter, blaaskaak
fərketeetvork
fiejsteaaien
fiejstefeesten
fiflainangst (vorm van)
filêtboodschappentas
finkelhootaanmaakhout
finkelhoutStukjes hout om de kachel aan te maken
flaat muurkefluitketel
flahoëtvrouwmens, (die kwaadspreekt, overdraagt)
flahoêt - klappétroddelaarster
flahoetenkwaadspreken
flahoêtenroddelen
Flem - ich hûb de flemLusteloos
fletsevleien
fletsenflemen, flikflooien, vleien
fletskousvleier
fletterkeviooltje
fletterkesvioletjes
fleukesbierbier (van minder kwaliteit)
fleuruslongontsteking
floerfluweel, velours
foesjele / freis doengvals spelen
foesjeleer / freise-neervalsspeler
forsballebiceps
frain majeu van enne véloachterrem van een fiets
freinrem
freinerenremmen
freitFruit
frou frou, kappûlleponykapsel

G

g-abbumeitbeschadigd
gadroopkleerkast
gajoelvogelkooi
galjaarforsgebouwde man
gàljòboerenkar op 3 wielen
galjotlaadkar voor paarden
galoscherubber schoenen
gamochegeweerspeelgoed geweer met papieren rolleke met buskruitpuntjes op
gankgang
gardmanjéékebewaarkast voor eten
gasgerst
gastinmeisje, met durf en lef
gastreiderikstoute jongen
gastreitstout
gazétdagblad
geboereburen
gedoonfietsstuur
gedréze, dréeziggeschift, saus
Geike -om distels en onkruid met lange wortel te stekenLagngwerpig handschopje
geingraag
geklutst eiroerei
gelààuwuit de wind / geluw
geleegdoenig, erf
genkskenn, zijgenkskegangetje, kleine gang; zijgangetje
gepoemelèedgevlekt (stof)
gepoemmeleidgevlekt
gepoemmeleidgevlekt, bevlekt
gepresseid zen, hajaaf zengehaast zijn
geriëdbereid
geriëdmaakebereiden
gestrik, vareustrui, pullover
gettebeenbeschermers, soldaten
getutst eiei (gebroken)
geubbelbraaksel
geuddereersukkelaar
gewinnegewoon worden
gewinnewennen
gibberegichelen
gien avansbaat niet
GinnemieGeen meer
glèskeglaasje
gniffelelachen (in 't vuistje)
goed oepgebrocht, geciviliseedbeschaafd
gramieleglimlachen
grammieleglimlachen (hekelend)
grammielelachen, (beschaamd vals)
grammielezure glimlach
greingraan
greupgreppel
grinsevervelend huilen uit ongenoegen
gritselhark
groeməleerGrompot
groêtshoovaardig
groetshovaardig
gruechel / fleimfluim
guêddereklooien, in de zin dat het niet wil lukken

H

haasehandschoenen
hââstehandschoenen
haathard
hachellehagelen
hameêtbreekijzer
hamfelhandvol
hannekesnestjanboel
hastelhakbijl, met kort handvat
haunthand
hêt stûp roapeafstoffen
heuilenteirvlierbes
heulenteervlierbes
heurhaar (bezitt vnw)
hielheel
hingerwijdginder ver
hinkelspel, hinkelevloerspel (met krijt gemaakt)
hinnepeulder, kiekekotkippenhok
hoâste, spoeiehaasten
hoephaardot
hoo, hoot mar ! , dje et no mich gehoot.slaan
hoo, hoot mar !, dje et nog mich gehoot.slaan
hoor, eenader, bloedvat
hossehersens
houl stumdoordringende stem
hûddere, hûtsele , door makaander gehutseltschudden
hummehemd
hunstUier (verharde uier bij een koe)
hûskespapiertoiletpapier
hûskespapierwcpapier
Huts - ich ben teige de lampadeir geloepe en hûb n huts oep meine kopBuil
huudzweirmigraine
huugtehoogte
huukseljeuk
Huure - ich huur -djee huut - hee/zei huutHoren
huwaandgevel
huwaantzijgevel
huüpelingpeluw
hüberlüslordig

I

Ich bin, - Dje zet, - He/Zij es, - We/Welings zen, - Djelings zet, - Se/Zijlings zenzijn (o.t.t.)
Ich goan mich ewa doâl kappe.Ik ga mij een beetje leggen. (dutje doen)
Ich heb ter men kôônt vanIk heb er genoeg van
Ich heum, vee heumme, Ich haa, vee hannehebben (vervoegingen)
Ich kan, ich kos, ich heb da gekoeënnekunnen (vervoeging)
ich koam - djee komt - hee / zei kum - weeles koame - djeeles komt - zijles koamekomen
Ich mos, djée mos, vee meustemoeten, (vervoegingen)
Ich was, - Dje waad, - He/Se was, - We/Welings ware, - Djelings waad, - Se/Zijlings warezijn (o.v.t.)
ich, djée, hée/zij, véelies/véelings, djéelies/djéelings, oeglies/oeglings, zijlies/zijlingsik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij
IeveransErgens
ijfgist
in de foo - (phonetisch: fɔ̃ =doffe o zoals in franse `fond`)eigenlijk
in zè beschêer zènbekommerd zijn
inflamoaëseontsteking
inflamoaësse, flamoaësseontsteking
Ingelse tsjikKauwgom
inger, ingerweitginder
inkbieschkedonderbeestje
inkel déealleen (deze)
inspecteirecontroleren, nazien
intigeenkele

J

jàvèlchloor
jenkejanken
jenke, tjoelewenen, schreien
jenkerweemoedigaard (negatief manspersoon)
jenksmoelhuilebalk (meisje)
junk ~ da junk hei wier iet âât gestokekind (negatief beoordeeld)

K

kaarézigkouwelijk, altijd koud hebben :
Kabauw -Regenponcho -
kabberdoesjbordeel
kabbluiwashok
kaddukbouwvallig, onstabiel
kaffieléperkekoffielepeltje
KakschaulKleuterschool
kalbasboekentas
kalkeirpapier, tuüverpapiercarbonpapier
kalletjoe -koutjoerubber
kamelotbucht (slechte goederen)
kammezoolkledingstuk gillet
kanjaar / hatfretterhartevreter
kantenieronderhoudsman, van 't stad voor wegen en bermen
kapoelleHaar pony
kapperbierglas 25 cl
karabistoeiwarboel
kàrêêlbaksteen
karielbaksteen
karôôlkraal
karreevierkant
karreseire, verkiereverkering hebben
karweirigongedurig
karweirigwispelturig, nerveus, niet kunnen stilzitten
karweirigzenuwachtig, onrustig
karwikkelespartelen
kasjposierbloempot
kaspusjeer - vürkstofjas / schort
kastrolkookpot
katabouliaskopje over
katjengallesdurver
katjengdeugniet
KattekatewegsteekeVerstoppertje
kattekopgebraden appel met deeg
kattekop, dominostekkerblok
kaveaugrafkelder, voor meerder personen
kazzekeicardigan
keir, keirkekar - karretje
keirkeaanhangwagentje
keizèemloon van 15 dagen
kengeleerkandelaar
kepselingeoverschotjes van eten
kettekekatje
KeûnkesSpekblokjes (uitgekisterd)
keunkessaasspekjessaus, koontjessaus
keutgat
keuteleerkachelpook
keuteleerpook (ijzeren staaf om het vuur in de kachel aan te wakkeren)
kichetvensterluikje, doorgeefluikje (postkantoor)
kiekemakaakelijspegel
kiekemakaakelsijspegels
kiere, - voltooid deelwoord : gekietborstelen, vegen
kieskers
kieteleêrclitoris
kieveretreuzelen met eten
kiezekersen
kiezeleerkersenboom
kiezəmiskePimpelmees
kikvoskikker
kikvosmanduiker
kingerkinderen
kingerkeupkekassei, kleine vierkante
kingervélokinderfiets
kinkaate, kinnebingospel
klabotskopkikkervisje
kladpapiervloeipapier
klamp, wakvochtig
klappebabbelen
klappespreken
kleddermennekesstaakbonen
kletskeoverschot van drank
kletske, klatskebeetje (vloeistof)
klietjurk
kloekbroedhen
kloempehouten blokken
kloonclown
Kneffele - dje zet ne kneffeleer ( vb kind dat treuzeld met zijn eten)Treuzelend tegen goesting eten
kneiknie
knoeffele, afknoeffele (is ook stiekem eten)kauwen (beentjes)
knoeppe, geknoeptbijten, gebeten
knuupknoop
koei - kaakoe - koeien
koem, kummekekom, kommeke
Koepkloet - mbt tot etenswaren van slechte kwaliteit die gekocht waren. Boeren waren gewoon alles zelf te verbouwen in eigen tuin of stal.Rotzooi
koepkloewtmiskoop
koer-sirkwistroomonderbreking, -panne
koeterStalknecht
koetereerklungelaar
koeterenBricoleren
koeterenklungelen
kofferfoorbrandkast
koffetuurekaften
kojllek valle, van zen stekke dréeflauw (vallen)
kokkedjeike, eipeuttekeeierdopje
kokketjeikeeierdopje
koolpeuttermijnwerker
korjeuze snaatnieuwsgierig aagje
kôsjhekuisen, schoonmaken
kosmiskerstmis
kost, kreutselwondkorst
kostier - nojosnaaister
kôtsekoorts
kotterbij kòmebenaderen
kousbungelkousen elastiek
kousbungel, mv. ~(s)kousophouder
kovjekkacheldeksel
kraawaagekruiwagen
krapkorst op wonde
krèmeusafroommachine
kretsaapkind, (bedweterig)
kretsoapjong, betweterig kind
kreukstekwandelstok
kreutsels, kreutselkesoogslapers
kribidilelijk, vervelend joch
krijskruis
krikkelkwaad, opgewonden
krilnors
krinsengraan (bij het dorsen kapotgeslagen en als voer voor kippen dienend graan)
kritikeire, retikèrebetwisten, bekritiseren
kritikeurcriticaster
kroemme tjechtekromme voeten
kroeselsbessen
kroeselstroekbessenstruik
kroesseldjeleibessengelei
krolijzerkrultang
krosjteirehaken
krosjteirwerkhaakwerk
krùùsèlkebesje
krysantênechrysant
kuddekeskreitVarkenskruit
kuitopening - gat
kurre / kuddevarkensbig
kûskeskorstjes
kuurrie - dje zet ən kuurieLui plantrekkend mens
kwakkelkwartel

L

Laantakkerland
Ladaere - wa 'n lange ladaerSpichtig lange vrouw
lagal - lagallenkwaadspreekster / ~ spreken
laggèreruzie
lammeirebabbelen (langdurig)
LammeteireWeeklagen
lampadeir, abbajoerkast- of tafellamp
lanteinlantaarn
laurejasgoedzak
léetaille
leet - letenschakel
leiperlepel
leipgeweirkattapult
lemmeke / mettekaulammetje
leubbeloebas
lierladder
lievevrouwbisjkelieveheersbeestje
lijfhââutondergoed
lijvââtlinnen
linnenteelindeboom
loaëjlade
loanonnozel
loeëpendal lopend
loeïjeloeren, iets stiekem bekijken
loemmerschaduw
looilade
loquethangslot
lotsoereflaporen
lunsenscheel kijken
LuugGulzig
luûpïgbronstig
luüfleeuw
luüpervarkentje (circa 25 kg)
lünseloens, scheel kijken

M

maasheunkecavia
maazestrunkeshagelslag
maeijmade
màfrottermouwveger
mahotteboldobbelsteen
mahottebollendobbelstenen
maillotbadkostum
majeurburgemeester
makrauseleerseringeboom
makrauwzeseringen
Makroiseleerseringeboom
malereusgehandicapt
maletboekentas
mankeliekversleten, niet meer stabiel (voorwerp)
mansvélomannenfiets
marelleuitspoken
màtricebaarmoeder
mattelesukkelen
mattèreetter
mausmodder
me moeiermoeder (mijn)
me voaarvader (mijn)
Méeruiker, boeket
meismuis
melooizak bloem
men aa mamgrootmoeder, mijn
men aasouders, mijn
men aas, oer aasouders, mijn ouders, uw ouders
men erem skooparm schaap
mêne veilo - oere veilo - zenne veilo - heure veilo - auze veilo - oerlingze veilo - hunne veiloBezittelijke voornaamwoorden
mennekejongetje
mèntenerebedwingen, inhouden
mènzekkersbevestigen (bevestigende respons)
menzekkerszeker waar, het is zo
mercidank je wel
mesdindermisdienaar
mèspoelbeerput
métmarkt
metske, gaminnekemeisje
meugdevoldoende hebben
meulemolen
meunegisten, rijzen, aanzwellen
meurefgaar, ook vermoeid
meutelmortel
michmij, me, mezelf
miemardjennekemeisje (klein, gewiekst)
miermeer
mierdermeerder
mieremetmier
mikkedoelgericht schieten
mikkepassen (kleren)
millaant (in de ... )midden (in het)
mins - minse.mens - mensen
mistruustigbedroefd
moe héenewaarheen
moem, mv. moemmecarnavalvierders gekleed met domino en masker
moembakkesmasker
moerfluitketel
moewwaar
môôwjmee-eter, acne
mosstautmosterd
motoorveeg
mòttocyclet, tufferbromfiets
mugekkemeiklokje
muggezêfmuggenhor
mumbol - soekerbolsnoepje
mutskaatwijgen (samengebonden, dienend als brandhout voor een fornuis)
müttekalf

N

naagelspijker
nafpoempbenzinepomp
naftbenzine
naftpoempbenzinepomp
nagelboeknavel
naksbloot
ne kievereer, kievereslechte eter, met lange tanden eten
ne kikvosmanduiker
ne kloetemanswinkelchaos
ne maandelgraanschoven (groep van 10 rechtstaand)
ne meittekoajong ongeduldig stout meisje
ne merevel - melleverknikker
ne weeipStrobussel die men vroeger tussen de dakpannen stak.
néenaaien
neigrap, snel
nemmeeten, kindertaal
nen aebeSteenuil
nen dreesdermnerveus iemand
nen henne / ne wabbeonozelaar
nen hoariegelpersoon met stijf dik haar
nen iegelegel
nen ijsstoelslede
neurUier (van een koe)
neûtteleernotenboom
nə schaastienschouwsteen
nən hannekesnestRotzooi (materieel )
niniet
nichelenagelen
nicheletimmeren
nienaaneslapen, kinderen
nietel - nietelsbrandnetel
nievesni - nieverans - nergesnimienergens - nergens meer
noadenoengnamiddag
noeng éételunchen
noetni / noetnimienooit / nooit meer
nondedjuke, strikske, piepelkevlinderdas, vlinderstrik
noostondavondeten
nowainietwaar?
nuffel, zibber, nuffele, zibberemotregen, aan het motregenen
nuffelen, nuffelregenen, malse lichte mot~
nuggernaarstig

O

oanbiejeaanbieden
oanklieëaankleden
oankoeëpaankoop
oanwasaangroei
ochook
Oeg in 't nief zetteNieuwe kleren voor een gelegenheid kopen
oep skeut goanbloemetjes buiten zetten
oepkalfaatereherstellen - her-opsmukken
oepneemvod, huisvoddweil
oepschikkeverzenden, per post
oer -oerlingzeuw (ev) - uw (mv)
oeren toerbeurt (uw)
oestoogst
okkooëdjeoccasie
omtrintongeveer, omtrent, circa
onderbeneden
onderhalfanderhalf
onderwêêgeonderweg
onderwêêtsbendenwaarts
onnuettigonnozel, lomp
ontrause, bei de poepers zitteschrik hebben
ooësemadem
opgespütstopgezwollen
opschikkenopsturen
orte maken, laten liggenEten, niet alles opeten
ottoauto

P

pagadderkekind (jongetje-peuter)
paljei -paljeikeoverloop trap
paltaujas
pandoering, toeffelingoorvijg
pantesitappendicitis
papkroeselstekelbes
pappiljottepijpekrullen
parforsabsoluut
passe-montanje, euvertrekmutsbivakmuts
pasvitdraaizeef
PatrakParelhoen
Pausel -vb goat mich ins ən pausel cərelle snei in de wôrmeshofHandvol
pausseportie
pavéekassei, grote
pêêdsmiesterdierenarts
péeinkevoetpaadje
peenketuinpad
peidselperzik
peidsoegspiegelei
peizedenken
pèlsepàltobontjas
pennelepperpannenhersteller
pennelepperpotten en pannewinkel
pepkeseikels
pepkesboomeikeboom
percès verboalbekeuring
Perlefin - vb ne perlefinne koljeiParlemoer
perton, pertanksnochtans
petakaardappel
petakkemeskeaardappelmesje
pêteaupaal
peurikpruik
Peus da ne kirVoel eens hoe zwaar dat is
peutjepotje
peüpeleerpopulier
piepelgetikt (van lotje -)
piepelvlinder
Piepel zènPrettig gestoord
pijsnéebril (zonder armen)
pijtpaard
PikSikkel
pingele, pinkeleafdingen, schooien
piosserbetonkapper
pirrelinkRegenworm
pisbloempaardenbloem
pitsenijpen
pitser, pressiondrukknoop
pitslamppillamp
placéérè (geld ) beleggen (geld )
plaffetuurvensterluik
plamostervuil vrouwelijk iemand
planchèplankenvloer
plaostergips
plastrondas, stropdas
plaveiplavuis
plek, in de veudste plekplaats, 1ste of voorste plaats
plekkesmeren, boterhammen
plekkersticker
plekkerstukadoor
plekker / nen ottokollänsticker
Plik-plokAf en toe (onvoorspelbaar)
pneumatic, lochmatrasluchtmatras
poarprei
poeëtekruithandkracht
PoeikeBroodhapje - paardje
poeike, baaike, peidekepaardje
poenjaardolk
poepeloere zatstomdronken
poete, verkleinwoord: puutjeswortelen
poetestoempwortelenstampot
polispolitie
portbagaschfietsen bagagedrager
posjetbovenzakje (kostuum)
poskaâtbriefkaart
postukkepoortje
postukketuinpoortje
potkèerebijhalen, uitsteken
potsoekermeelsuiker
pottefairvuil mannelijk iemand
pouëtdoopmeter
praampruim
prakkezeirepiekeren
prakkezèreoverpeinsen, zich het hoofd breken
préezakgeld
preikeloesgevaarlijk
preutappelmoes
preutappelspijs
preut, briėttegulp
prezumeireveronderstellen
Pries - zowel stopcontact als stekker - vb steek de pries es inStekker
princepôalstebelangrijkste
prommeneirewandelen
pruetelereutelen, zeuren, zanikken
prueteleerreutelaar
pulderruimte waar het kaf opgeslagen wordt

Q

quinquetpetroleumlamp

R

raazebââjongen, energiek en onbezonnen
rakletaftrekker
rammelkeirauto (versleten)
rampanaauwkoffiefilter (kantoen zak in koffiepot)
rappeleireherinneren
ravelwekker (mechanisch)
rawet géeveop de koop toe bijgeven, gratis erbij
razethak, (tuinhak)
razethark
recommandéaangetekende brief
reddele, afreddeleafschuiven, afglijden
rektatelkens, iedere keer
rellenrails, trein- en tramsporen
ReunkesNieren
riebankdraaibank
riekhooivork
rieke - rikt - roakruiken - ruikt - ruikte
riepfietsnaaf
rigolriool
riskêêt oeg ni, hê !durf niet, hoor !
ritselladder in panty
roamaekerwielmaker
roat - mv. rêuswiel - mv. wielen
robieëtbiet
roeie kuulrode kool
roesroos
roewj kroeselaalbes
roewj-, witte-, zwatte kroeselaalbes
rontemedumrondom
rouleurstraatloper, rondloper
rugstrangwervelkolom
rugstrankruggewervel
rûpseleboertje laten
rutgrote steenweg
ruttebagasraapkolen
ruuskeskuulSpruiten
ruuskeskuulspruitjes

S

sakwêpeuleschil, een weinig
saluweirewuiven
santeboetiek (hiele - )heleboel, roerende goederen
schaasscheermes, oud, lang
schelle (ww) - de schel (znw) schillen (ww) - de schil (znw)
schkoefschoof
schoeffeleerschoffel
schotelvodvaatdoek, schoteldoek
schotsboomschors
schrammateirepakken, in snelheid vergaren
sebiet, sevvesbinnen enkele ogenblikken
seloatsla
sireirreboenen
sirkcircus
sjampettervrouwmens, dominant
skalder, leidakpan
skaleibetegelde stoep
skaleigeplaveide stoep
skaleistoep, betegelde
skaleistoep, trottoir
skapuliermedaille doopsel
skeddereluid (praten)
skeenlappebeenbeschermers, voetbal
skeerschaar
skeeresliepscharen- en messenslijper
skellemdief
skinkel, knookschenkel
skôengschoenen
skoop, mv.: skeupschaap, mv.: schapen
skotafdak
skruuverschreeuwer,
skungskesschoentjes
slaatsalade
sleeg / e pekske sleegslaag / een pakje slaag
sletsestrandslippers
sloanslaan
sloeffepantoffels
sloekkerslokkop
sludderglijbaan
sluddereglijden
smetzweep (om paarden te mennen)
snaasneeuw
snaabènsneeuwbanden
snaamansneeuwpop
SnaatGezicht
sné; tààt; snééke; bouterhemmekeboterham; boterhammetje
snotbel, snotsnaatdruipneus
snotsnaatbrutaal kind
SnotsnaatSnotneus
soech, souch tes kââdbrrrr.. het is koud
Soeg, tes kaadBrr.., het is koud
soekersuiker
soekerrobbietsuikerbiet
soepapventiel
SofletteLucifers
soflette / syn.: stekskeslucifers
sofletteduuskeluciferdoosje
sollesteerenaar iets vragen
sopleipersoeplepel
spââuwovergeven
speuttuinslang, gieter, sproeier
spijkewasspeld
spikketweestijlige meidoorn bessen
spikkelère, prakkazeirenadenken, naar een oplossing zoeken
spikselspeeksel
sproetelssproeten
stamelestotteren
stameleerstotteraar
stattel, mv.~sveter, mv. ~s
stauvestoven
stellekekleine stal
stielberoep
stinker, traiterpestkop
stinkerkeafrikaantje (bloem)
stoafkachel
stoar; drapperiegordijn
stoeffebluffen
stotten - braddelemorsen
strikijzerbreinaald
strikkebreien
strikkousbreiwerk
stroatbarak, vadrouille, vadroeipersoon die veel en vaak weggaat
stroeistro
stûpkezetpil, suppositoir
stuütjeduwke, zetje (geven)
stuütjetijdje, poosje (een - )
stüepstof
sutsfopspeen
sutsezuigen op
SwiebeleDommelen

T

taluurbord
tápitsedichtknijpen
tàppiséérebehangen
tàppisséérpapiërbehangapier
tásmijtedichtgooien (put)
tattepoemgebraden appel
te rootonmiddelijk / regelmatig
te rootVaak, dikwijls (ergens gaan)
teegtaai
têêmberpostzegel
teilôôsnarcis - ook wel hekelend woord voor een vrouwmens
teis, menneneis, oureneis, toerresthuis
temeinesgemeend, erg, fel
temmele, lammetèretreuzelen, niet verder doen
temmele, lanterfante, terluuretreuzelen, niet verder doen
temmelgat, temmeleertreuzelaar
tenduj, tuninietwaar, ongelijk hebben
tenduûj, tes ni zoeneen, het is niet zo..
terftarwe
teriebelerg
têsjaszak
tesneusdoekzakdoek
teutelteut
teutele, galpe, lebberedrinken (overdreven)
tezennesbij hem thuis
thoeresbij jou/hem/haar thuis
ticheltegel
Tichel - DalTegel
ticheleertegellegger
tiekelingtekening
tijmberpostzegel
tjaapain, een kwakkelvrouwmens, onnozel ~
tjaffele, tjaffeleertreuzelen (doelloos rondstappen)
tjêêkzagewijf
tjeik, tringvrouwmens (ambetant)
tjenker, tjenkerejudas, judassen
tjinistwijfelaar, niet goed weten wat hij / zij wil
tjipotèireprutsen
tjippoteirefrutselen
tjoebelestruikelen
tjoeffelemoeizaam stappen
tjoeffelesloffen, moeilijk lopen
tjoekkestoten, botsen
tjoelenjammeren
tjunkensnoeien
tjunken, tjunkersnoeien, snoeier (bomen- struiken-
tob, tûebbekeemmer, -tje
toep, tupkedot, dotje
toepelehotsen en botsen, stuiten
toernevisschroevendraaier
ToetAppeltaart
tomattetomaten
traineirelanterfanten
traitere, stinkerepesten
trakaseere, krinke, krinkaugezorgen, zich zorgen maken
trakteurtraktor
trasgrond (aangestampte - )
trasmestiecharlatan
trekstoalmagneet U vorm
tretskklompnagels (waarmee men het leer van de klomp vastnagelt
Triepele - pas oep da dje ni bei oer vutjes inenen deun triepelt / of treitLopend jong kind / peuter
tripgekkin
triporteurdriewieler (voor bakkers)
trippeledribbelen
trogeetbak (voor varkens)
tsjoefelemoeizaam lopen met kleine pasjes
tuffer - motocyclettemotorvoertuig
tunnesbij hen thuis
tutseklinken (met glas)
tuttevrouwmens, naïef, veel te goedertrouw
tuu nitoch niet
tuujja (beamen)
tuutuujawel
twidderleitwee (keuze tussen twee zaken)
twides (dje zet twides. dje komt twides)tweede (je bent tweede)
tylooswilde narcis

U

uilénteervlierbessenstruik
uitvergéve, spá, spouwbraken
uiverover
ûûtkees - ûtekeeshoofdkaas

V

VadsigLui
van eiges davanzelfsprekend
van teit tot teitaf en toe
van zen stekke dréé, kolleuk valle, van zenne sus, ne bloedoepdrank gekregen, doarnis goanbewusteloos gaan
vashiel
vassen - veskeshielen / hakken, hakjes
vaugélepikdarts
veessteunverband, windel
veeswond verband
veilVuil
veil hoeponverzorgde vrouw
Veil hoepVuil meisje - vrouw
veil krapvrouw die haar huis niet schoonmaakt
veisvaars
veist - protscheet
vengigactief, levendig (kind)
ventelatairmet hoge snelheid
veranspressopzettelijk, met opzet
verdadaarom
verdistruweirestuk maken
verdoulevergissen
verduümeverergeren
vergaspiejerenstuk maken, onvrijwillig
verhaabraakt, gehaabraaktafgemat, uitgeput
verkrunkeltgekreukt (stof of papier)
vermassakreire, vermassakreitbeschadigen, verprutst, naar de `kl` geholpen
veroempeleverkreuken
veroepdjaktoververmoeid, slecht uitzien
verravadjère, verdistruwèreverprutsen
verrekevarken
verrekesgekapvarkensgehakt
verrooier, verrooieverrader, verraden
verwa, moeveurwaarom
verweitverward
verwerremeverwarmen
veudenoengvoormiddag
veûgelkevogeltje
veulveel
veulingdwarsgeploegde akker
veutselssokken
ville, afstrupeafstropen (konijn, haas)
vinge - Ich huib gevongevinden - Ik heb gevonden
vinketvoordeur raampje
vivariewanorde :
vizenterenonderzoeken
vloaitaart
voejervoeder (voor dieren)
voezestemmen (bij verkiezingen)
volerolluik
vosvers
vrolievélodamesfiets
vrotrot
vrouwlietungesanceveria's
vruggervroeger
vrumt / vrumsvreemd
vruutelewroeten
vuerkvoorschoot, schort
vúgebraaf zijn
vurerijden, met auto
vürkschort

W

wabbedom en ondoordacht handelend manspersoon
waffel, - verkleinw.: weffelkewafel
wafferwelke
wannewat een + (zelst nw)
wanne gruuneflauwekul, ook flauw manspersoon
wanniewanneer
wedderverder
weefweduwe
weerlichbliksem
wegsmijteweggooien
weitver
weiveneerweduwnaar
weiveulhoeveel
wélingswij
weremwarm
wermeshoftuin
wermesofmoestuin
wetterwater
wieremalweeral
wiete - wisdje da niweten - wist je dat niet
wijdafgegen
wijzevrouwvroedvrouw
willieknotwilg
wisroede
wood, weudekewoord, woordje
wôôgbaskuul
woog - baskulweegschaal
wooidom en ondoordacht handelend vrouwmens
wooivrouwmens, onbezonnen, dom en aanstellerig
wospeleworstelen

Z

zaatzout
zebedeekepersoon, schuchter, gecomplexeerd man
zebedeeskepersoon, schuchter, gecomplexeerd vrouw
zeegzaag
zeisemzeis
zette, ich zal oeg nieve tichels koame zetteplaatsen
zibbereregenen, lichte~
ziechelsikkel
zijlingshij / zij, mv
zijlingszij, meerv.vorm om de groep te benadrukken
zoalzadel
zoânroom
zoegzeug
zoer praamchagrijnige vrouw
zonder foepbekaf
zuumzoom
zwaagzwoerd
zwelleverzwaluw
zwumdokzwembad
zwummenzwemmen
ölliegerorgel

10 opmerkingen

  1. Dat heeft ze goed gedaan. Da hijse goed gedoan.
  2. De w.c. ' s bevonden zich vroeger niet in de woning zelf maar in een afzonderlijk hokje buiten (' t hüske -huisje)
  3. Ne mins. Een mens.
    De minse. De mensen.
  4. Nostalgie: vrugger ginge we kikvosse en salamanders pakke in de zavelkeil an't hoebroek en we spêlde in piercosbos. En we ginge wâândele tot an't wetterhââzeke oep stueps en an de laôzerij liedde we bê den otto rije.
  5. Opmerkelijk is de verbuiging (TT) afhankelijk vd persoonsvorm
    Ich æt
    djee æt
    maar !!! hé/zə it - hij/zij eet
    Wee æte - we eten
    zeilis æte
    !!! jeeles æt
  6. Spijtig dat onze vlaamse dialecten verdwijnen. Waarom moet het nu allemaal abn zijn.
    Dat sappig dialect is toch fantastisch.
  7. Tussen slapen en ontwaken
  8. Vaak ontstaat samentrekking van het ww en het vnw wanneer het vnw het ww volgt.
    Heb je de dieren al eten gegeven - Hedje de bieste al eete gegeeve
  9. andere samentrekkingen
    Ik heb het hem gegeven. Ich hebetem gegeeve.
    Heeft hij dat al gedaan? Hijterda al gedoan?
    Geloof je niet dat hij gevallen is? Geluufdje ni dater gevallenes?
  10. screume - Houtems volksspel. Gespannen koordje waar men vanop een afstand van + / - 5m ver, kwartcenten naartoe gooiden. Degene die het dichts bij de lijn gooide won de pot.