Ronsisch

Ronsisch wordt gesproken in Ronse. Ronsisch bevat 38 gezegden, 1258 woorden en 6 opmerkingen. Alle woorden zijn toegevoegd door onze bezoekers.

PDFLog in

38 gezegden

'n Freute treekenEen vies gezicht opzetten
't Ees van mien broek't Is niet naar mijn zin
't Is e' mitrajeeteZe is een roddeltante
Bloest oi ezuu nie oop.Maak je niet kwaad.
De buile vang'nDe gevolgen dragen
Geneipen zietenHet geldelijk moeilijk hebben
hie ka lieghen lijnk e pierd scheitenEen grote leugenaar
Ie nei gienen noego om aan zien gat te scharten.Hij bezit niets.
Ie ziet krotHij zit zonder geld
Iemand aan ziene collei schierenIemand te pakken krijgen
Iemand ne kluut aftreekenIemand een poets bakken
iemand op fleesen treekeniemand bedriegen
ien den duikin het geniep
ien e rapkeIn der haast
ienen mei baalen onder zien okssooseen luierik
ienen mij boolen onder zien oermseen luiaard
Ienen ne lauw leehenIemand een poets bakken
ienen oap zien muile sloen.Iemand een pak rammel geven
its gewoere weirdeniets voelen
k' é ' ongerIk heb honger
Mei de kloopers zietenSchrik hebben
ne mankepuutIemand die mankt
ne peizeweiveriemand die op zijn geld zit
nen duuvooszaak en ees noet vuieen duivelszak is nooit vol
Nen halven droeiIemand die ze niet al heeft
Nen onuuzeliereEen halve zot
noer de voentchieskapot
Ol' tie vodde uit uije neuze!Spreek duidelijk!
Oop iemans kaape zietenRoddelen
op zijn toate vallenOp zijn muile vallen
Tot bienewaatTot straks
Tot ien vaan deis doegenTot een dezer dagen
Uit zien botten sloenLarie verkopen
Uitleg'n en peitsies tieken'nUitleggen en peten tekenen
Va zien kruuzen leivenRentenieren
zien devuure doenzich inspannen
Zien leipoos loetenSterven
zoote proet verkuupenkletsen

1258 woorden

´t ees gesmuurdmistig
't vuusthet vertst
' e kiend kuupenbevallen
' ongerhonger

A

a° mei ne kierplotseling
a°tuus, a°tuustaltijd
a°ziekoudijskoud
aachterna
aachternoenenamiddag
aachternoernadien
aachtersteikeninhalen
aafgang, t'schijtdiarree
aafjonstigafgunstig
aaftreekerkurketrekker
aaftrekerflesopener
aandja°nui
aapotrutappelmoes
aastikauvleesworm
aazekiestreling
abandonneirenopgeven
abandonneirenverlaten
affierieszaken
affreûssvreselijk
akkoeziekoopje
akkuirdakkoord
allumeetenlucifers
allumettenstekjes
almenak (al'm'nak) kalender
alteroessieemotie
ambaloezjejuteweefsel
ameindeboete
apeûpreiongeveer
apparuitoestel
appeprijongeveer
aqueduukriolering
astiekousmaden
attaakeaanval
attaakeberoerte
avokoetadvocaat

B

baachezeil
baafe, kleitsoorvijg
baakgevangenis
bagateelekleinigheid
baloute struustrobaal
bandoeizeverband
barbriezevoorruit
bariereslagboom
bataclangrommel
batteriebatterij, autobatterij
baveeteslabbetje
beduirvenverwend
beele, fielouwbeelebel, fietsbel
bees, toutekus
beeskiekusje
begroeveingebegrafenis
beizegengebruiken
beiziebes
beka°nstbijna
beleetbeletsel
beneinbeneden
benettescheitebangerik
beneuteghieangst
bennetbang
bennuitbang
benuitbang
bepuutohenbetasten
beslaagmoekerdrukte maker
betoeterenvuil maken
betroepenbesmet worden
bettiezestommiteit
beureliereschreeuwer
beurokreet
beustoborstel
BiegoedieKrulspeld
biekebok doenbotsen
bienestuikenbinnenvallen
bienewaatstraks
bienstgedurende
biensttijdens
bierpeut, ohpeutbeerput
biestebeiteinsektenbeet
biestemarsjangveehandelaar
biesten (biest' n) dieren
biestjiesjicht
biestjies (biest' tjies) diertjes
bieterroet
bietroevebiet
bietroevenbieten
bietrouvenbieten
blaffetuurevensterluik
blauwekouskiesboshyacinten
bleinkschoensmeer
blietenwenen
blieter, schriemer, schriemtoutehuilebalk
bloebleinebloedblaar
bloeloeteingeaderlating
bloereblad
bloereblad (boom)
bloere papiervel papier
bloeskiesleugens
bloomebloem
bluutnaakt
boeitrui
boel zoekenruzie maken
boeliesoepvlees
boelzoekerruziemaker
boerveutsblootvoets
boesjeirenbewegen
boldertuinrol
bombonnegasfles
bommosbommels
bomoocarnavalist
bostebarst
braakbitter
braceleearmband
branketak, boom-
brasseleiarmband
breikijzerkoevoet
bricoleurprutser
brieënsmeren
briembeiziebraambes
briensmeren
briensmeren (brood smeren)
broeweetekruiwagen
bruskeirenoverrompelen
bruudbrood
bruumeesbroodmes
bruutbrood
buih' nbellen
buileingeningewanden
buindo, buindokiebundel, bundeltje
buirgemiesterburgemeester
buitenkareetenbuitengooien
bumboom
buugoerdboomgaard
buumboom
buuneklakeriemand uit Oudenaarde
buuntchiesterwtjes (gepofte)
buuntsjiesgepofte erwten
buurboormachine
buurdrand
buutboot
buutablaOnverwachts

C

calsongonderbroek
carótewortel
champeeterpolitieagent
chi'cong gratingratin met hesp met witloof
chi' congswitloof
chicaneirenzeuren
chikaneurzagevent
citeernwaterton
comèreroddeltante
commissiesboodschappen
confloreesseboezemvriendin
congeivakantie
conterboesmeestergast
conversoesiegesprek
corni'chongsaugurken
crocheteirenhaken (handwerk)

D

de biestjiesjicht
de koerten zijn gekapoodde kaarten zijn geschud
de muilk is gekapoodschiften van de melk
deecheiafval
deessendorsen
deesto (s) distel (s)
deiksodeksel
deipouwstapelhal
den bek gedroeidgestorven
den uitkoomenlente
desseingtekening
deunedun
deûstdorst
dezuifstedezelfde
dieksoosdikwijls, vaak
dierekostelijk
diksoosdikwijls
djaakezweep
djenieverjenever
djuzemienenseringen
doeraachterdaarna
doerbienstintussen
doerbinstondertussen
doermdarm
doever, doeverenbeven
doevereingerammeling
doezedaas, steekvlieg
doezepaardevlieg, daas
domdingdomme vrouw
dommekluutdommerik
domp (uit de koeve) rook (uit de schouw)
dompenroken
donderbloomehuislook, sempervivum
dondersteerehuislook, sempervivum
dounkerdonker
draperieovergordijn
drapouwvlag
dreesebuffetkast
droeibocht
droeieingeduizeligheid
druipnuizeloopneus
druipoborrel
druipoojenever
druugedroog
duirdoor
duiredeur
duugoensterven
duuherfenis
duumdamp
duumoedoodmoe
duupdoopsel
duuriesdoornen
duuzedoos
dwoesdwaas
dwoesgoewiegdomweg
dzjuubileijubileum

E

eefkieseventjes
eerekieliedje
eesieshersenen
eimpeerregenjas
eimpeirmeeaboowaterdicht
eingooengel
eiteneten
eketiezesalamander
emblaveipocher, betweter
euperstezolder
expreesopzettelijk

F

fassaadegevel
fassaadevoorgevel
feermflink
feurchehooivork
fielouwfiets
fienijnongedierte
fietobloomebrem
fietreekWC
flajutevleier
flauwemop
flierefla°tenflirten
fluitenierwesp
foelemenigte
foeruurepels
fosmaanmijnwerker
fossemijn
fraakmantel
freingrem
frenenremmen
freutegezicht
froeivoorbeeldig
froeseleingeverhaal
froottenwrijven
frottenwrijven
fruutegezicht
fuircheetevork
funtwoeterwijwater
furiemode
fwietelek

G

gaatzitvlak
galocheoverschoen
gameingkwajongen
gardavoelet op
gardeboespatbord
gatleekermouwfrotter
geboerengebaren, doen alsof
gedeemoodeirdouderwets
geernautengarnalen
geesmachienegrasmaaier
geestgras
gekokelfoezden boelafgesproken iets
gekuiksowarme maaltijd
geleingeleden
genoefgenoeg
gentievriendelijk
gepasseirdvoorbij
geskapeirdgered
gestoupengebukt
gestuiktgedrongen
ghuuldeganshelemaal
giedangfietsstuur
giedoungstuur, fiets-
gielgeheel
gielegansvolledig
giernautegarnaal
giestrengisteren
gloezie paanekaalkop
glorieeteprieeltje
goeivlaamse gaai
goendaagwoensdag
goepieldespie
Goepieldesplitpen
goutegoot
graviegrint
graviekiezelstenen
greefstaking
greepegreppel
groessiegunst
groofnoegokruidnagel
gruut luupenzwanger
gruutsfier
gruutsgoerdhovaardige
guihdgeld
guihdkelder
guildgeld
guildwoolfgeldzuchtige
guirslib, slijk
guirslijk, slib
guutegansvolledig

H

haako°henstotteren
harbegienenherbeginnen
hardoenherbeginnen
hauwetuinhak
heingso°handvat
heinstiehandspel (voetbal)
heuzohorzel
hoegehaag
hoekhaak
hoemerhamer
hoenehaan
hoestspoedig, gauw
hoestegoerdhaastig mens
hoestighaastig
hoezoerdbuitenkans
hoezoerdkoopje
hoezoerdtoeval
huijhooi
huijmieshooiweide
huirkenluisteren
huirluidgebesmettelijk
huurieshoorens
huuwknotwilg

I

iekeik
iek, iekeik
ieketiesehagedis
ieksterekster
iekuurntjeeekhoorntje
ien de miseirie zietenongelukkig zijn
iendehemd
iene, poeldehen
ienhohnbijhalen
ienteinkt
iervoordat
ierdeaarde
ierfstherfst
ierweitchieserwtjes (verse)
ierweitenerwten
ietaljoenderitaliaan
ievers, ieveransergens
indehemd
insisteirenaandringen
intettstijdig

J

jeustjuist
joegerjager
joeh'njagen
joerjaar
joerenjaren
jokenjeuken
juuze, reechterrechter

K

kaaledomme vrouw
kaanaareeend
kaanekan
kaapekap
kaapenkappen, hakken
kaardepoesvergrootglas
kaatepuutlomperik
kaboesboodschappentas
KabuizenRode kool
KadeeKind
kadjoerkenieuwjaarswafeltje
kadjoerkiesnieuwjaarswafeltjes
kaduukbouwvallig
káffiekoffie
kagoelebivakmuts
kaliesiehoutzoethout
kalpijnkskenotaboekje, agenda
kalpijnkskieagenda, notaboekje
kameroedvriend, kameraad
kanasiereboekentas
kandelierekandelaar
kanoerievuigokanarievogel
kapautecondoom
kapeelekapel
kapoebobekwaam
kapoonschiften
kapsulekroonkurk
kapsullekroonkurk
kapuitkapot, stuk
kapuitmoe, doodmoe
kartongkarton
kaskeetpet
kasseinkozijn
kastoeniekastagne
kastuukasteel
kastuuwkasteel
kattekostertussen koster en diaken
keeriekersenpit, kriekenpit, pruimenpit
keesbuumkerstboom
keesekist
keigokegel
keigohnkegelen
keikoopkoppige
keilekeel
keinkeiolielamp
keinkeipetroleumlamp
keiperbalk (hout)
keitnketting
keursepierdrenpaard
keussiezitkussen
kiekiekip
kiekieskippen
kiekiespuutkippebil
kiepenkalven
kierbeustobezem
kieremuilkkarnemelk
kierkekerk
kiermeesekermis
kiermuilkkarnemelk
kiesekaars
kiesendompermisdienaar
kiesreechtekaarsrecht
kiessendopersnottebel
kiestenaardappelkiemen
kiezekers
kiezeliere, kiezerkerselaar
klaakepet
klaap' nspreken
klaapenpraten
klakedjuurezweep
klakvieloubromfiets
klampvochtig
kleemenklimmen
kleinkedeurklink
kliepoknuppel
klierkaasekleerkast
kliermoekerkleermaker
kloefklomp
kloerenjenever
klouterkoesplatte kaas
klouterkoesverse kaas (kwark)
klueterguildwisselgeld
kluitengeld
kluutenteelballen
kneinsjoonknabbelen
knoesooenkel
knoessoenkel (gewricht)
koedkwaad
koekekaak
koekekoek
koeksmeitekaakslag
koeksmijtekaakslag
koelijkkwalijk
koerte puintèbedsprei
koertierkwartuur
koesieneef
koeveschouw
koeve, schauweschoorsteen
koezieneef
koikei
kolieregopvliegend
kolieriewoede
koljeihalssnoer
komeireroddelaar (ster)
komiekgrappig
kompreesewarme pleister
koobeneetespinnenweb
korniesedakgoot
kotcheduikverstoppertje (spel)
kotisoesielidgeld
kouwferkoffer
kozeintsjiesbosbessen
kramenoedekotelet
kranshalssnoer
kremmarchangijsventer
krijnzoohenknarsen
kroeizemoed
kroeizjemoed
kroekenkraken
kroenekraan
kroetienietsnut
kroopende vuiboordevol
kruipokreupel
kruus, kruuzenintrest, intresten
kuikenkeuken
kuilbloomeklaproos
kuilbloomekollebloem
kuilderkelder
kuilpeuter, kuilmijndermijnwerker
kuineingskewinterkoningje
kuinenkunnen
kuinstebeedekoprol
kuireingekeuring
kuirtewoegenkruiwagen
kuitodrol
kursautorenwagen
kuupenkopen
kuuresaloeveldsla
kuursaloeveldsla
kwaakelieresukkelaar
kweesteoneenigheid
kweestieoneenigheid
kweinseliereknoeier
kweinsjohenknoeien

L

laabekaakerbangerik
laamlam
laamverlamd
labuirenzwoegen
lampeetedronkaard
laweitlawaai
leekenlikken
leemieluiaard
leepelip
leeterweinig
leigangerluiaard
leighangerluiaard
leigoerdluiaard
leinescharnier
leinslende
leipolepel
leutenslurpen
liemierdeleem
lientchiesmaangrensrechter
liereladder
lochteingtuin
loekielaken
loeterlater
loungerslongen
luitchiesloterijbiljetten
luitepret
luitigprettig
luizeriek, luizegoerdvieze vuilaard

M

ma°greiondanks
madoeldeereteken
madoeldemedaille
maiestmais
majouwbadpak
maleeteboekentas
malhuirongeluk
malhuiruisongelukkig
malkandermekaar
mansardezolderberging
marchangkoopman
mareene en pareingmeter en peter
marmotepop
martikouaap
masuirnon
mateirieetter (vocht)
mateirjomateriaal
matriessebaarmoeder
matronezwaarlijvige vrouw
medikamentgeneesmiddel
meeseingmesthoop
meestmest
meilmsbladluizen
meiruizenauwelijks
memouriegeheugen
metchiesproetkletspraat
meuliemolen
meumoonmompelen
meuziemug
miekekatapult
miermeer
mieringentintelingen
mierloumerel
miesweide
mieseingevergissing
mieskwiektslecht opgevoed
miesmoektmisvormd
miespakenvergissen
Mij een lang gaat aanzeetenAfdruipen
moekenmaken
moerboknikker
moerbomarmer
moerbosknikkers
moergbienmergpijp
moertemeid
moertemeid, dienst-
moestaachsnor
moetsjiemaatje
moezoos, moezokiesmazelen
mokejonge vrouw
moleslothangslot
mondenmaanden
mouwremodder
mouwreslijk
mowviepaars
muielijkmogelijk
muile toemond dicht
muilkmelk
muirgenmorgen
muizebroenpiekeren
muurwaterketel
muurieneger
muurtometselspecie
muurto; mouremodder
muuscanicienprutser
muuschenmorsen
muusgaatknoeister
muuskluutknoeier
muuskluut, muusgaatprutser
muuwmeel

N

naaftebenzine
natuuruinatuurlijk
ne kuirtenborreltje
ne puikikker
neefiestnaast
nervuiszenuwachtig
NeutenKlagen
niefnieuw
niefjoernieuwjaar
niestegijverig
niestegnaarstig
nievenieuwe
nieversnergens
niewierdnietsnut
noegobuiknavel
noegoonagel
noutenoot
nuitiekalf
nuitsjieshazelnoten

O

ochierekiesocharme
oekeremmer
oerdigvreemd, raar
oermarm (ledemaat)
oermarm (niet rijk)
oermoearmoede
oesemadem
oksooksel
omklienuitkleden
omsteikenaansteken
ongeweirteonweer
onnuuzoderijeonnoozelarij
onnuzelieredommerik
onpatsuistighobbelig
ontweekenontwaken
onuuzeliereonnozelaar
opganggist
opgoenopstijgen
opgoenrijzen
opjoehenophitsen
opkaapenvertrekken
opkroemenophoepelen
opsluuvenoprollen
optiekenennoteren
oukernoutewalnoot
oumaanekieshuisbejaardenhuis
oupensmierenopensmeren
ouvekoekekrentenbol
ouvekoulenhoutskool
ouver en tweireheen en terug
ouverhandsbeurtelings
ouverhandsbeurtelinks
ouverkomstebezoek
ouverleestonlangs
ouvermuirgenovermorgen
ouverschootrest
ouverwaatonlangs
ouw meitseoude vrouw
ouw peitseoude man

P

paanebraadpan
paanedakpan
paanedefekt
paljeeoverloop (trap)
paloeriebijter, pezewevervrek
pandaare; peindaareparelhoen
pandoereingerammeling
panuuwpaneel
papiejoungvlinder
pareieprei
pareingpeter
parojeprei
patoeterspatatten
patoeterwietiekroket aardappel-
patoeterwietieskroketten
pattoeteraardappel
peekeingerammeling
peekiedounkerpikdonker
peekiezwartpikzwart
peeleschil
peezewevervrek
peinkoohenknipogen
peinsjoegerstroper
peizeweivermuggenzifter
perciesblijkbaar
persieenerolluik
pertangnochtans
pertigmooi
peuledrinkbus
peuledronkaard
peurtepoort
piekenstelen
piekuureinspuiting
pielepil
pieloerenbijterkerkganger
piempompuulielieveheerbeestje
pienekiesdroedprikkeldraad
pieponpuulielieveheersbeestje
pierduugespiegelei
piesblommepaardenbloem
piesthuuftperskop
piestuuftpreskop
pikapoelenplagen
pikuureinspuiting
pildezaklamp
pillebatterij
pillekiepil (medisch)
piloeriepaal
pimpompuulieonze lieve heer beestje
piniezeduimspijker
pipompuulielieveheerbeestje
pistuuftgeperste kop
pistuufthoofdvlees
plakoetbord, verkeers-
plamoesterpleister
plastrongdas
pleekeplaats
pleeke moekenplaats maken
ploestergipsverband
ploestermeisje van plezier
ploezegazon
poeldelegkip
poelepaal
poetreelebalk (metaal)
poizendenken
pomaadezalf
pompstiengootsteen
pompstienlavabo
portefoeldeportefeuille
portekleesleutelhanger
portemoneigeldbeugel
portreetentreekerfotograaf
poteingpudding
potemoneegeldbeugel
poukereingeslaag
pounkeluier
preeseingedruk
preisalaris
preseihaast
presseihaast
pressioungdrukknoop
pretendeirenbeweren
preutenleekerpekinees
priembreinaald
priezestopcontact
proboesiepoging
proetpraat
profiteirengenieten
propoziesievoorstel
propretoeriseigenaar
prouper zijnnet zijn
pruivebewijs
puurtepoort

R

ra°jekorst, bloed-
raapvlug
Raisonnoeboredelijk
rakeeteracket (tennisracket)
rakeeteraket
ramoohenrammelen
rampetrapleuning
ramplassantvervanger
randeevoeafspraak
rappeleirenherinneren
recommandeirenaanbevelen
reeberib
reebekiesribbetjes
reechterecht
reechteschuiterechtdoor
reekerelastiek
reenekooi
refuseirenweigeren
reglatuirhangklok
rehenregen
reidelijktamelijk
reigoliniaal
reihenregen
reijangwinkelrek
reijang, spiekespaak
reikenenrekenen
reildespoorstaaf
reizoonbeven
remeidiegeneesmiddel
remeidieoplossing
remeidiesgeneesmiddelen
remiezeberging
ressoorspringveer
ressorveer, spiraalveer
retaarvertraging
reugerug
reusperups
reustenrusten
reveildewekker
riekehark
rieketuinhark
riekenharken
rieskantgevaarlijk
rieveeteklinknagel
roeperaap
roezendrazend
ronkermeikever
ronsiesronsisch
roozieroze
rounkensnurken
rounkermeikever
ruitoohnrammelen
ruizeruzie
ruudrood
ruuherode
ruuhe beizekiestrosbes, rode -
ruukrook
ruukenroken (sigaret)
ruusterrooster
ruuzeroos (bloem)

S

sa°kersuiker
sakochehandtas
saladiereslakom
saloesla (groente)
saloungsalon
sarpsjaal
savaatenpantoffels
schamoteurgoochelaar
scharolleandijvie
schartschram
schartenkrabben (ww)
schauwe; lo°mmerschaduw
scheele (vlies) snede (vlees)
scheilscheel
scheitebangerik
scheupe; ruifoschop
scheuseschors
scheusseschors
schief sloenstelen
schiefziekerontevreden man
schienscheiden
schierenscheren
schierewitseborreltje
schierpenscherpen
schierperpotloodslijper
schiesscheermes
schieterenschateren
schietluudpaslood
schieveberisping
schoeschade
schoeldeschaal
schoeldenleien
schoeldenleien (dak)
schoenstreekschoenveter
schoenstreekveter
schoepsweuleschaapswol
schoepvuischaapsvel
schoetsenschaatsen
schoevenschaven
schoeverdeinenschaatsen (ww)
schoeverleingenhoutkrullen
schokkeloengerst
schoutodoekvaatdoek
schoutoosvaat
schreipergierigaard
schriemenhuilen
schriemenwenen
schuijtescheut
schuilkameroedschoolmakker
schuilmiesterschoolmeester
schuirenscheuren
schuitekookpot
schuu mokskiemooi meisje
schuumeireschoonmoeder
schuundoochterschoondochter
schuunemooi
schuupaadeschildpad
schuupeireschoonvader
schuuzuineschoonzoon
seingosingel
seintuuregordel, riem
seirjantlijmknecht
sekatuirsnoeischaar
sieetebreiwol
siejeetebreiwol
siejeete, sjeettewolgaren
siereirenboenen
sieteerewaterput
sigreetesigaret
skapeirenontsnappen
slaapslap
slamuirbeulwerk
slamuirsleur
slaphangersharingen
slaupkapooteslaapkleed
sleekeslak
sleipeslede
sletspantoffel
slierboeneglijbaan
slierenglijden
sloapkapauteslaapkleed
sloefpantoffel
sloepenslapen
sloepkapoutenachtkleed
slopkapauteslaapkleed
sluitersleutel
sluuresloor
smeedsmid
smeesesmidse
smieriesmeerlap
smoeksmaak
smoekelijkWater
smurenroken (sigaret)
smuurmist
SmuurfaareMistlamp
snei (bruud) snede (brood)
sneuchties's ochtends
sneûkeleingesnoep
sneûkosnoep
sneûkodeingssnoep
sneulengeld
sniesneeuw
sniebeleingensnippers
sniekhik
sniepeitiesneeuwman
snoevies's avonds
snooiensneeuwen
snoonies‘s middags
snuimooi
soefleetekaakslag
soepeiavondmaal
soepierkieskalfszwezerik
soerzedeken (bed)
sosiesenworsten
souwssenbruinderhulpkok
speelespeld
speerespar
speildeingsspeelgoed
spendeberging
spetsspat
spietespuit
spleinternievesplinternieuw
spoespade
spoerensparen
spoessemkaft
spoessemenkaften (ww)
sprookbroos
spuirwieg, ijzerwiegspoorweg
spuiwspel
staufvliesstoofvlees
steeleingestelling
steemeingeverkiezing
steepenstikken (met naaimachine)
steerester
steikebeuikotsbeu
steikeleingskestekelbaars
steikobeizieskruisbessen
steikoovierkieegel
steksdiesduuzeluciferdoosje
stekskieslucifers
stieken, versmaachtenstikken (sterven)
stielestil
stienpeutwaterput (drinkwater)
stiewiegsteenweg
stoefsnoeverij
stoefensnoeven
stoefersnoever
stoeigeverdiep, verdieping
stoekepaal
stoekepikket
stoekeingestaking
stoekenstaken
stoesiestation
stoetstaat
stopsokurk
storzerolgordijn
stouvekachel
stouvhoutbrandhout
stroelenplassen, wateren
stroetstraat
stroetenstraten
stroetluuperlandloper
struupenstropen
struuperstroper
struutstro
stuirmstorm
stuulderstiller
stuutstunt
suikerpielesuikerklontje
suirtesoort
suirteuitschot
suulder, suilderieselderij
swanjeirenverzorgen

T

taakdak
tabatieeredakraam
tablauwschilderij
tableetevensterbank
talluuberm
Talonghak (schoen)
taloungschoenhak
taluurebord
tantuureovergordijn
tapiseirenbehangen
tapiseirpapierbehangpapier
tapisplainvloerbekleding
tchiespetoeterkiebaby
tchoboonstruikelen
tchoezenzuigen
tcholendolen
teimberpostzegel
teingobrandnetel
temsevergiet
terbinstondertussen
thuupeva°henopplooien
tienteen
tierboechangkurkentrekker
tiereeterits
tiereinksesijsje
tieriekaardworm
tieriekpier (regenworm)
tieriekregenworm
tiestepeuledronkaard
toefootafel
toekenaanraken
toepemuts
toepei, cuulouwlef
toermanteirenplagen, tergen
toernaviesschroevendraaier
toerteplatienetaartvorm
toerterooledeegrol
toespeeleveiligheidsspeld
toeterprullen
toeteriereprullevent
toeveileenkele
toezenbij ons
tonuutoneel
tonuuwtoneel
tooptol
tooteintieme zoen
totsiespaapkarnemelkpap
touwtezoen
travouwerf
treefelijkdeftig
treekhoektrekhaak
treekijzermagneet
treeterpester
treeterenpesten
trekzaak, akuirdiejangharmonica
troelde, treillie, kiekiesdroedtralie
trompeirenbedriegen
trompeirenvergissen
trotwaarvoetpad
truintetreuzelaarster
truintselieretreuzelaar
truintsoontreuzelen
truwuutruweel
tsies, tsiesensinds
tsjeefiesdadelijk
tsjegoeresamen
tsjeivenkatholieken
tsjunkeknotwilg
tsneugties's ochtends
tsnoevies's avonds
tsoelievarken
tswies duire naatdoornat
tswiesduire, twiesduiredwarsdoor
tuirga (gebod)
tuuliepentulpen
tuunuitunnel
tuupesamen
tuupevoehensamenvegen
tuutefopspeen
twalcireeafwasbaar tafelkleed
twiesduiremiddendoor
twoffootwijfel

U

uirdeorde
uugeoog
uugmiesteroogarts
uulekoertslecht mens
uulijk, sliechtslecht
uureoor
uustoost

V

va°ndiessieverkoop
vaaleingeverkoudheid
vaanvan
valingeverkoudheid
vanoevendvanavond
vansleivennooit
vantsiesgentuussindsdien
vantzuilfstvanzelf
variesenspataders
variessenspataders
vasleivennooit
veeschvers
veescheverse
veetekunstmest
veetemest, kunst-
veeteboolensmoutebollen
veilveel
veilouwfiets
veilouwboenefietspad
verbeizigenverbruiken
verdeimeleirenstukmaken
vergeefgif
vergeivenvergiftigd
verneuftbeschimmeld
versluinzenverwelken
verveetendikker worden
verwa°tenschelden
verweitenschelden
verwoeterenwatertanden
verzijpvergiet
verzuirgdkeurig
veugoreenevogelkooi
veustenok van het dak
viendoprostituee
viervuur
vierkievarken
vierkiezwijn
viesgroetengraten, vis-
viesovis
viessehermelijn
viezevaars
viezekatoeriesbloedzuigers
vijlstoekebankschroef
visolvis
vleurikvleugel
vliegmachienevliegtuig
vlieskrokeetekroket vlees-
vlimboutervlinder
vloegebui
vloegeregenbui
vloesfluweel
vlomsvlaams
vluijevlo
voegbeustobezem
voegenvegen
voeghenvegen
voelierevogelkooi
voeriesvarens
voezevaas
volangstuur, auto-
voleirolluik
voogiesnaargelang
voogiesvolgens
vortrot
vorte koeshervekaas
voureploegsnede
voutegewelf
vravokvrouwen
VriedErg
vroegevraag
vroegenvragen
vuihuid
vuivol
vuigovogel
vuigomuitevogelkooi
vuilieveulen
vuinzensmeulen
vuirnoenevoormiddag
vuirploetsesalon
vuirschuutschort
vuuderverder
vuulesluier
vuursgoenweggaan, doorgaan
vwajoezereis

W

wandoonwandelen
weeker, reveildewekker
weerementweddenschap
weerstreuvepiek (kuifje )
weigheleingtuinpad
weinkoo, wenkowinkel
weipoleeg
weirbotsterugslag
weireopnieuw
weireweder
weirleûchtbliksem
weiveweduwe
weiveniereweduwnaar
wiegslierenuitglijden
wienenwinnen
wienterwinter
WiepeSchommel
wiepedzjaaneschommel
wiepezaaneschommel
wiereneelt
wiereninspannen
wierkenwerken
wieseleingekleingeld
wietebruudkrentenbrood
wietiedwaas
wietieonnozelaar
wijfvrouw
windmoekerdrukdoener
woafvrouw
woefoowafel
woermwarm
woervuirenwaarvoor
woeterpeutwaterput
woolvenbruudpaddestoelen
wortoowortel
wuikoomwelkom
wuineingewoning
wuinenwonen
wuinpleekewoonplaats
wuirgenwurgen
wuirmworm
wuirmkruuswormstekig
wuiweiterbetweter
wuuldwild
wuulderwij
wuutelierkiepaling

Z

za°pgrondmoeras
zantevelg
zeikerzeker
zeimezenuw
zeimentreekerzenuwachtig persoon
zeinderssintels
zeingenzingen
zeinkzink
zeintchiebidprentje
zieberkwijl
zieberenkwijlen
ziekeurine
ziemhoning
ziemvuizeemlap
ziepezeep
ziepluugezeepsop
zierpijn
zieratecavia
zieriesnel
zietenzitten
zieverendomme praat
zieverlaapslabbetje
ZjatteTas
zoedozadel
zoegezaag
zoegeleingenhoutmeel, zaagmeel
zoehenzagen
zoeienzaaien
zoelezaal
zoele, veilouwzoelefietszadel
zoenemelkvlies
zoetemuilkmelk
zoevolzavel
zoevoozavel
zoevoopeutzavelput
zootzot
zootienezottin
zoulezool
zoumerzomer
zuele (zùlle) dorpel (deur, raam)
zuifszelfs
zuirbozebedrieger
zuirder, zuirbokbedrieger
zuirenbedriegen
zurdiegdesem
zuuzeel
zuu en zuuzo en zo
zuumzoom
zuurdiegzuurdeeg
zuuwzeel
zweemenzwemmen
zwierezweer
zwietzweet
zwoemozwaluw
zwoemoozwaluw
zwoemooszwaluwen
zwoerzwaar
zwuigenzwelgen

6 opmerkingen

  1. Een van de belangrijkste evenementen in Ronse is De Fiertel< / b>.
  2. Goud van Dergnau is nep-goud, geen echt goud dus
  3. Tijdens de vakantiemaanden juli en augustus worden er concerten georganiseerd in het Bruulpark.
    Deze Bruulconcerten< / b> vinden steeds plaats op een vrijdagavond.
  4. Wanneer je rondloopt in het centrum, kan je op de voetpaden de Stadsgedichten< / b> lezen die over de jaren hebben gewonnen.
  5. Wat is de juiste betekenis van een `sausenbruinder`
  6. `Ronsies in geuren en kleuren` het woordenboek bij uitstek voor ons toch zo mooi dialect, nu opnieuw uitgeven.